Waar blijven de gewenste waterdieren in Noord-Brabantse beken?
Wageningen Environmental ResearchDe toestand en ontwikkeling van macrofauna (met het blote oog zichtbare ongewervelde waterdieren) in de langzaam stromende Noord-Brabantse laaglandbeken blijft in veel gevallen ver achter bij de streefbeelden die voor deze beken zijn geformuleerd in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit zijn de kenmerkende levensgemeenschappen die aangetroffen worden wanneer de ecologische kwaliteit van de beken zeer goed is. Aan de hand van bemonsteringen van de macrofauna wordt getoetst in hoeverre de huidige samenstelling van deze streefbeelden afwijkt.
Om de oorzaken van dit verschil te identificeren, zijn de voor Noord-Brabant beschikbare verspreidingsgegevens (nu en in het verleden) geanalyseerd, waarbij gekeken is naar de status van voorkomen en de habitatvoorkeuren van de in de macrofauna-maatlat (KRW-beoordelingssysteem) genoemde kenmerkende soorten voor de verschillende beektypen. In de analyse van de data wordt ingegaan op:
- De soortensamenstelling van de Brabantse beken en de eisen die deze soorten stellen aan hun milieu.
- Welke soorten vroeger voorkwamen en door verslechtering van de waterkwaliteit en habitatvernietiging verdwenen zijn, waarbij ook gekeken wordt naar de voorkeuren van deze soorten.
- De mogelijkheid en noodzaak van terugkeer van deze groep soorten. Hiervoor zijn de eigenschappen van de verdwenen soorten vergeleken met de nog aanwezige soorten.
Soorten verdwenen, maar ook typologisch probleem
De status van voorkomen van kenmerkende soorten van Brabantse beken laat een duidelijk effect van vermesting zien, waarbij nu juist de in Brabant zeldzame of verdwenen soorten gebonden zijn aan weinig organisch belaste milieus.
Opvallend is verder dat de aanwezige levensgemeenschappen in de Brabantse midden- en bovenlopen zeer sterk overeenkomen, terwijl de Brabantse bovenlopen op de KRW-maatlat opvallend laag scoren, lager dan de Brabantse middenlopen. De hoeveelheid stroming en habitatstructuur (bijvoorbeeld planten) in de beek vormen de belangrijkste gradiënten in beide typen. Er blijken relatief veel kenmerkende soorten van bovenlopen recent niet meer waargenomen te zijn ten opzichte van middenlopen, wat wijst op degradatie van de bovenlopen, maar ook blijkt dat veel kenmerkende soorten überhaupt nooit in Brabant waargenomen zijn, wat wijst op een typologische oorzaak. De KRW-maatlat voor bovenlopen neigt sterk naar sneller stromende stuwwal- of terrasrandbeken en bronnen (onder andere Limburg, Veluwe, Twente) als streefbeeld in plaats van de oorspronkelijk in Noord-Brabant voorkomende doorstroommoerassen als oorspronggebied. Regionale differentiatie van de huidige landelijke soortenlijst kan een oplossing bieden voor dit typologische probleem.
Migratie en herintroductie
In alle deelstroomgebieden komen potentieel kansrijke trajecten voor waar de ecologische kwaliteit op basis van de huidige KRW-maatlatten op orde is, of hiervoor potenties heeft op basis van de stromingsindicatie van de aanwezige levensgemeenschap. De belangrijkste biodiversiteits-‘hotspot’ voor macrofauna ligt in het stroomgebied van de Boven-Dommel, waar in het Belgische deel zelfs nog soorten voorkomen die in Noord-Brabant verdwenen zijn. Bijvoorbeeld vrijwel alle soorten steenvliegen waarvan in Noord-Brabant alleen historische waarnemingen bekend zijn, blijken op enkele tientallen kilometers afstand van het onderzochte gebied nog aanwezig te zijn. Echter, veel potentieel geschikte trajecten liggen geïsoleerd. Het is dus belangrijk de migratie van de macrofauna te stimuleren, bijvoorbeeld door herstel uit te voeren aangrenzend aan trajecten die al op orde zijn of via het aanleggen van bosstroken langs beken die kunnen dienen als dispersiecorridors voor volwassen waterinsecten. Een alternatief is het actief herintroduceren van macrofauna op plekken waarvan de kans klein is dat deze via de natuurlijke weg opnieuw gekoloniseerd kunnen worden.
Gevolgen van het verdwijnen van soorten
De noodzaak van terugkeer van verdwenen soorten kan worden afgeleid aan de hand van de rol die de soorten spelen in het functioneren van het ecosysteem, met andere woorden: hebben de verdwenen soorten bepaalde, voor het ecosysteem nuttige eigenschappen die de nog aanwezige soorten niet hebben? Functioneel gezien lijkt met name het verdwijnen van de verschillende soorten steenvliegen een aandachtspunt, omdat deze functionele rollen innamen die niet (volledig) opgevuld worden door de enige overgebleven soort binnen deze groep. Steenvliegen zijn belangrijke ‘knippers’ van grof organisch materiaal (bijvoorbeeld ingevallen blad) en komen gewoonlijk in hoge dichtheden voor in bovenlopen. Ze dragen zo bij aan de afbraak van dit materiaal.
Meer informatie
- Een uitgebreide beschrijving van dit onderzoek, waarbij ook ingegaan wordt op onderwerpen zoals de rol van bepaalde soorten in de beoordelingen, de effectiviteit van de monitoring en de kans op terugkeer van verdwenen soorten
Tekst: Ralf Verdonschot, Wageningen Environmental Research; Bart Brugmans, Waterschap Aa en Maas; Marco Beers, Waterschap Brabantse Delta
Foto's: Ralf Verdonschot (leadfoto: recentelijk herstelde oorspronggebied van de Oude Strijper Aa in Noord-Brabant)