In de ELISpot test wordt het bloed van een mogelijke lymepatiënt onderzocht op activiteit van de afweercellen in het laboratorium.

Cellulaire test voor lymeziekte niet beter dan antistoftest

Diakonessenhuis Utrecht , RIVM
31-JAN-2018 - Regelmatig duiken verhalen op dat de ziekte van Lyme in Duitsland beter vast te stellen is dan in Nederland. Het RIVM en het Diakonessenhuis Utrecht tonen echter aan dat een onderzochte cellulaire test geen onderscheid kan maken tussen een patiënt met actieve lymeziekte van het zenuwstelsel en een patiënt die genezen is. De test presteert zelfs minder goed dan de gebruikelijke antistoftest.

Veel Nederlanders laten hun bloed op de ziekte van Lyme onderzoeken in Duitse commerciële laboratoria, omdat de testen die deze laboratoria gebruiken beter in staat zouden zijn om de ziekte van Lyme aan te tonen. Deze laboratoria gebruiken zogenaamde cellulaire testen, zoals de ELISpot test. Cellulaire testen meten de activiteit van afweercellen die in het lichaam actief worden als ze met de lymebacterie in aanraking komen. De testen die in Nederland gebruikt worden, meten niet de aanwezigheid van deze afweercellen, maar de aanwezigheid van bepaalde afweerstoffen (antistoffen) die het lichaam in reactie op de lymebacterie aanmaakt. Een probleem van de Nederlandse antistoftest is dat je met een positieve uitslag van de test niet zeker weet of de infectie met de lymebacterie nu plaatsvindt, of dat de antistoffen van een eerdere (genezen) infectie nog aanwezig zijn.

Cellulaire test voor het eerst grondig getest

De onderzoekers hadden verwacht dat de cellulaire ELISpot test mogelijk geschikt zou zijn om een actieve ziekte van Lyme van het zenuwstelsel (neuroborreliose) aan te kunnen tonen. Om dat te bepalen testten zij het bloed van Nederlandse Lyme patiënten die uitgebreid onderzocht waren. Tegelijkertijd testten ze ook drie controlegroepen. Nooit eerder werd over zo’n grondig onderzoek naar de cellulaire ELISpot test gepubliceerd. De ELISpot test die op het Diakonessenhuis gebruikt werd, lijkt heel erg op de ELISpot test die sommige commerciële laboratoria in Duitsland aanbieden. Naast de ELISpot test werd het bloed ook met een vaak gebruikte antistoftest onderzocht. De 243 deelnemers aan het onderzoek werden ingedeeld in de onderstaande vier groepen. Met Lymetesten wil je idealiter mensen met een actieve ziekte van Lyme kunnen onderscheiden van de andere groepen die op het moment van testen niet ziek zijn.

  • 33 mensen met een actieve ziekte van Lyme van het zenuwstelsel.
  • 37 mensen die in het verleden behandeld zijn voor de ziekte van Lyme van het zenuwstelsel.
  • 28 gezonde mensen die in het verleden behandeld zijn voor een vroege vorm van de ziekte van Lyme (rode ring of vlek).
  • 145 onbehandelde en gezonde individuen.

In de ELISpot test wordt het bloed van een mogelijke lymepatiënt in het laboratorium onderzocht op activiteit van de afweercellen

Nederlandse antistoftest beter dan ELISpot test

Uit het deze week in het Tijdschrift ‘Journal of Clinical Microbiology’ gepubliceerde onderzoek blijkt helaas dat net als de antistoftest, de cellulaire ELISpot test ook geen onderscheid kan maken tussen huidige en oude infecties met de lymebacterie. Helaas blijkt de ELISpot test ook veel minder goed in staat om een actieve ziekte van Lyme van het zenuwstelsel aan te tonen dan de antistoftest. De ELISpot test doet het slechts iets beter dan het opgooien van een muntje. Met behulp van de momenteel in het Diakonessenhuis Utrecht gebruikte antistoftest was 91 procent van de patiënten met een actieve ziekte van Lyme van het zenuwstelsel positief. Dit percentage was significant hoger dan de positiviteit van deze test bij de overige studiegroepen. Van de patiënten die in het verleden behandeld zijn voor de ziekte van Lyme van het zenuwstelsel kwam 17 procent positief uit de test. Bij de twee gezonde vrijwilligersgroepen scoorden 18 procent en 12 procent positief.

De ELISpot test blijkt in tegenstelling tot de antistoftest ook geen goed onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende groepen die met de lymebacterie in contact zijn geweest: mensen met een actieve ziekte van Lyme van het zenuwstelsel, patiënten die in het verleden behandeld zijn voor de ziekte van Lyme van het zenuwstelsel, en gezonde vrijwilligers die in het verleden behandeld zijn voor een rode ring of vlek. Alleen gezonde vrijwilligers die nog nooit behandeld zijn voor de ziekte van Lyme vertoonden minder vaak reactiviteit in de ELISpot test. Zij hebben over het algemeen dus geen afweercellen in het lichaam die reageren met de lymebacterie omdat hun afweercellen deze bacterie nog nooit zijn tegengekomen.

Vervolgonderzoek

Het Diakonessenhuis Utrecht onderzoekt momenteel samen met het RIVM de bruikbaarheid van de op het Diakonessenhuis ontwikkelde ELISpot test voor andere vormen van de ziekte van Lyme. Daarnaast onderzoeken zij of de huidige ELISpot test nog verbeterd kan worden, en nemen ze de Duitse commerciële ELISpot test onder de loep. Mensen met de ziekte van Lyme die onder behandeling zijn in het Diakonessenhuis worden gevraagd mee te doen aan deze studie. Ook neemt het RIVM deel aan een landelijke studie naar de ziekte van Lyme waarin ook naar verschillende cellulaire testen gekeken zal worden. Iedereen die recent de ziekte van Lyme heeft opgelopen kan meedoen aan dit onderzoek door zich op te geven via www.tekenradar.nl.

Tekst: RIVM en Diakonessenhuis Utrecht
Foto’s: Tamara van Gorkom

Meer informatie: