Ondanks een jarenlange afname broeden er nog steeds forse aantallen kieviten in ons land. Ook buiten het broedseizoen is Nederland van grote betekenis voor deze soort. Tijdens de trek en in de winter verblijven bij ons kieviten uit een gebied dat zich uitstrekt tot in West-Rusland en Scandinavië. Onze eigen vogels blijven een tijd hangen of trekken naar West- en Zuidwest-Europa. Waar zitten ze in nazomer en vroege herfst? Om hierover meer te weten te komen, sloegen Waarneming.nl en Sovon in 2016, het Jaar van de Kievit, de handen ineen.
Wachten tot de vorst komt
De aantallen in ons land pleisterende kieviten bouwen in de loop van de herfst op. Ze bereiken doorgaans een piek in november, en daarna is het wachten of er vorst komt. Bij heel zacht winterweer blijven kieviten massaal hangen, bij strenge vorst vindt wegtrek plaats. Dat wordt geïllustreerd door de landelijke watervogeltellingen van Sovon, die een groot deel van het land bestrijken. Zo werden er half januari 2014 bij extreem zacht weer 220.000 kieviten geteld. In de winter van 2010/2011 ging het er anders aan toe. Waren er half november nog 260.000 kieviten aanwezig in de telgebieden, een maand later noteerden de tellers er tijdens strenge vorst maar 1600.
De nazomer, een leemte in de kennis
De watervogeltellingen van Sovon geven een goed beeld van aantallen en verspreiding van kieviten. Ze lopen in de meeste gebieden van september tot en met april. In de (na)zomermaanden worden maar weinig gebieden onderzocht, en dat zijn alleen maar grote belangrijke wetlands. Over het voorkomen van kieviten in het gewone boerenland weten we heel weinig uit die periode. Daarom vroegen Sovon en Waarneming.nl in juli 2016 speciale aandacht voor kieviten. Vogelaars werden opgeroepen om in ieder geval alle groepen van 50 of meer pleisterende kieviten zo exact mogelijk door te geven via Waarneming.nl. Tevens werd ze gevraagd om het biotoop in te vullen, bijvoorbeeld graslanden of maïsakkers.
Ruim 186.000 kieviten
De tellers gaven in de maanden augustus tot en met oktober ruim 186.000 kieviten gedetailleerd door. De verdeling over het land was heel redelijk, getuige het kaartje op Waarneming.nl. De nadruk lag op de lage delen van het land, maar dat is niet onlogisch. Dat zijn de gebieden waar ook later in het seizoen de meeste kieviten zitten.
Van grasland naar akkers?
Het aandeel kieviten op grasland daalde in de loop van de telperiode van 89% (augustus) via 80% (september) naar 61% (oktober). De rest zat vrijwel uitsluitend op akkerland, dat dus een toenemend aandeel kieviten huisde (figuur 1). De groepen op grasland waren consequent groter dan op akkerland, maar de verschillen werden wel kleiner. Terwijl namelijk de gemiddelde groepsgrootte op grasland daalde (van 221 in augustus naar 173 in september en 187 in oktober), nam deze juist toe op akkerland (respectievelijk 115, 128 en 177 in augustus-oktober). Akkers worden pas geschikt na de oogstwerkzaamheden (nazomer en herfst), terwijl graslanden het meest gebruikt worden na het maaien (dat in de loop van de herfst stopt).
Betrouwbaarheid
De gegevens uit 2016 moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. Het gaat immers niet om een ‘echte’ telling in vooraf vastgelegde gebieden, maar om ‘losse’ meldingen; de resultaten zijn dus tot op zekere hoogte afhankelijk van de inzet van tellers. Gezien de omvang van de steekproef, zijn ze echter waardevol en misschien ook geschikt om periodiek te herhalen.
Novembertellingen
De telperiode in 2016, van augustus tot en met oktober, gaat vooraf aan de periode waarin meestal de grootste aantallen kieviten in ons land aanwezig zijn: november. In die maand zijn verschillende malen internationale goudplevierentellingen georganiseerd waarbij ook kieviten ‘meegenomen’ werden. Bij drie novembertellingen, waarbij grote delen van Nederland integraal werden onderzocht, zijn 749.000 (1996), 533.00 (2003) en 720.000 (2008) kieviten in ons land geteld. Het aandeel op grasland bedroeg 84% in 1996 en 73% in 2008.
Afnemend of van noord naar zuid?
Het aantal kieviten dat bij ons in de herfst bivakkeert neemt af. Zo is het aantal in Friesland sinds 1996 bijna gehalveerd. Die afname kent verschillende oorzaken. De broedvogelstand neemt in veel Europese landen af. Tegelijkertijd blijven grote aantallen kieviten in de herfst noordelijk van ons land hangen, bijvoorbeeld in Denemarken. Afgenomen jachtdruk in Denemarken en (misschien) klimaatverandering dragen hieraan bij.
Van boerenland naar wetland
Maar vlak bij de afname in Nederland niet de landbouwkundige ontwikkelingen uit! Want door intensiever landgebruik is het boerenland bij ons steeds ongeschikter geworden voor kieviten, niet alleen in de broedtijd maar ook daarbuiten. Wat we bij kieviten (en goudplevieren) in recente tijden zien, is een verplaatsing van boerenland naar grote wetlands, inclusief delen van de Waddenzee, waar blijkbaar nog voldoende eten en rust is. Kleinere aantallen met een andere verdeling dus.
Tellers bedankt!
We willen iedereen bedanken die zijn kievitentelling nauwgezet heeft ingevoerd. Dankzij jullie weten we toch weer wat meer over een tot nu toe slecht onderzochte periode in het leven van deze soort. Zie voor meer informatie het artikel (pdf; 2,1 MB) over de landelijke en internationale tellingen van kieviten en goudplevieren dat verscheen in het tijdschrift Limosa.
Tekst: Fred Hustings, Sovon en Martine Lemmens, Waarneming.nl
Foto's: Koos Dansen (leadfoto: kieviten); Albert de Jong
Figuur: Waarneming.nl/Sovon