Opnieuw slecht broedseizoen voor de Kolgans
Sovon Vogelonderzoek NederlandEerste leeftijdstellingen van groepen Kolganzen in Fryslân, langs de IJssel en aan de Niederrhein in Duitsland laten zien dat een kleine 10% van de groepen uit jonge vogels bestaat. Veel paren hebben helemaal geen jongen en paren die wel succesvol waren, hebben doorgaans 1 of 2 jongen bij zich (resp. 56 en 26% van de gecontroleerde families). Een dergelijk laag aandeel jongen in de populatie werd ook vorig seizoen al vastgesteld (11,6%). Het past bij een tendens die al rond 1995 is ingezet: een structurele daling van het broedsucces bij de Kolgans. Het jongenpercentage zoals dat tot nu toe dit najaar is vastgesteld, behoort tot de laagste vijf sinds 1960. Door deze aanhoudend slechte broedjaren zal ook de populatie als geheel waarschijnlijk kleiner zijn dan een aantal jaren geleden, maar het zal enige tijd duren voordat we dit via een optelsom van internationale tellingen kunnen laten zien.
Warme zomer en parasieten
Het is nog niet bekend welke oorzaken schuilgaan achter de slechte broedresultaten in de zomer van 2016. Uit verschillende delen van het Russische broedgebied kwamen de afgelopen zomer berichten over uitzonderlijk warme weersomstandigheden, wat je in eerste instantie wellicht eerder met een potentieel goed broedseizoen zou associëren. Bij een Duits/Nederlands/Russische expeditie op het eiland Kolguyev in de Barentsz Zee, begin augustus, bleek echter dat 15 tot 20% van de gevangen jonge Kolganzen last had van mijten (of een andere ektoparasiet). Deze jongen hadden slecht uitgegroeide en deels misvormde vliegveren. Gezien hun toestand achtten de onderzoekers ter plaatse het onwaarschijnlijk dat dergelijke vogels de kuikenfase hebben overleefd (zie foto). Dat veel Kolganzen niet succesvol waren in het broedseizoen blijkt ook uit de bewegingen van vorig jaar in Noord-Duitsland gezenderde ganzen: ten minste negen van deze vogels verlieten eind juni of begin juli hun vermoedelijke broedplaats om zich te begeven naar speciale ruiplaatsen. Een aantal vloog in deze periode zelfs vanuit Noord-Rusland naar ruiplaatsen in het uiterste oosten van het Taimyr Schiereiland in Siberië, op 107° oosterlengte.
Broedsucces vaststellen in de winter
De gegevens zoals die hier worden gepresenteerd, zijn mogelijk doordat bij ganzen (en zwanen) de families door de winter heen intact blijven en de jonge vogels heel goed van de volwassen vogels zijn te onderscheiden. Door heel precies met een telescoop groepen ganzen individueel op jonge en volwassen vogels te tellen krijg je dus een heel goed beeld van het broedsucces in de voorbije zomer, zonder dat je de moeilijke reis naar bijvoorbeeld de Russische toendra hoeft te ondernemen. In Nederland beschikken we voor enkele soorten al sinds de jaren zestig over dergelijke tellingen. Ze maken inzichtelijk hoe het broedsucces in de loop van de tijd verandert. Gecombineerd met gegevens van de vele aflezingen van geringde vogels stelt het ons in staat om te doorgronden welke factoren schuilgaan achter de waargenomen aantalsveranderingen.
Bekijk ook de reportage over jongentellingen van Vroege Vogels tv, oktober 2015.
Tekst: Kees Koffijberg, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Kees Koffijberg (leadfoto: Kolganzen); Helmut Kruckenberg