Noordelijke vogels overwinteren steeds vaker ten noorden van Nederland
Sovon Vogelonderzoek NederlandVijfendertig jaar tellen
Overwinterende watervogels worden in ons land al vele tientallen jaren geteld. Minder bekend is dat ook aan land gebonden wintervogels al vijfendertig jaar gemonitord worden. Dat gebeurt via gestandaardiseerde tellingen eind december op vaste telpunten; het Punt-Transect-Tellingenproject dat door Sovon in samenwerking met CBS wordt uitgevoerd. Het gaat om enkele honderden routes per jaar. Op ieder van de twintig telpunten op zo'n route, noteert de waarnemer precies gedurende vijf minuten alle vogels.
Analyse van trends
In het komende nummer van Sovon-Nieuws verschijnt een analyse van de vastgestelde aantalsontwikkelingen. In de loop van vijfendertig jaar blijken vogels met broedgebieden ten noorden en oosten van Nederland relatief vaak te zijn afgenomen. Ze kennen daarmee een minder gunstige ontwikkeling dan standvogels (die in eigen land overwinteren) of soorten met een gemengde herkomst (deels uit Nederland, deels uit andere landen).
Grootste verliezers
Bonte kraai en frater waren bij de start van het telproject, rond 1980, nog min of meer gewone soorten. Beide werden in het afgelopen decennium nauwelijks meer opgemerkt. Bij de bonte kraai vormt dit het sluitstuk van een al langer lopende afname. De Noord-Europese broedvogels trekken minder ver weg en bereiken Nederland niet of nauwelijks meer. De noodzaak voor een lange trekweg is blijkbaar vervallen, vermoedelijk door klimaatverandering (zachtere winters) of aanpassing aan een veranderende omgeving. Waarom de vooral uit Noorwegen afkomstige fraters zijn afgenomen, is minder duidelijk. Wel is bekend dat deze zaadeter sterk reageert op de aan- of afwezigheid van pioniervegetaties, met name langs de kust (zie ook pag. 11 in de recent uitgebrachte Vogelbalans).
Eveneens afgenomen
Twee heel gewone lijsters vertonen bij ons op de lange termijn een afname: kramsvogel en koperwiek. De winteraantallen van de kramsvogel zijn stabiel in Denemarken en Zweden, waar eveneens wintertellingen plaatsvinden. De koperwiek neemt in Denemarken toe als overwinteraar. Beide soorten lijken dus in toenemende mate noordelijk van Nederland te overwinteren. Dat de winters in de onderzoeksperiode gemiddeld genomen zachter werden, kan hieraan hebben bijgedragen. Ook het aantal overwinterende roeken van elders, in dit geval Oost-Europa, wordt kleiner. Trektellers zien de aantallen op hun telposten afnemen en overwinteraars houden zich tegenwoordig vrijwel alleen nog op in de omgeving van bekende kolonies. Lokale vogels dus, zo lijkt het.
Ook goed nieuws
Het is niet alleen kommer en kwel. Zo worden witgatje en waterpieper juist steeds meer in ons land gezien. Deze soorten lijken hun overwinteringsgebied juist wat naar het noorden op te schuiven, waarschijnlijk onder invloed van genoemde klimaatopwarming. Dat geldt ook voor andere soorten, zoals tjiftjaf en roodborsttapuit, al zijn de aantallen nog klein.
Tekst: Willem van Manen & Fred Hustings, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Piet Munsterman, Saxifraga (leadfoto kramsvogel); Mark Zekhuis, Saxifraga