Plooirokjes blijven voor altijd in de mode

Nederlandse Mycologische Vereniging
1-JUL-2015 - Afgelopen zaterdag werden er tijdens een paddenstoelenexcursie in een recent met grond opgehoogde berm, plooirokjes gevonden. Er ontvouwde zich een discussie om welke soort het moest gaan. Het kon niet anders dan of het Gewoon plooirokje of het Geelbruin plooirokje zijn. Er kwam een eind aan de discussie toen iedereen het er over eens was dat microscopisch onderzoek het maar moest uitwijzen. Hieruit bleek dat het moest gaan om het Geelbruin plooirokje.

Bericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging [land] op [publicatiedatum]

Afgelopen zaterdag werden er tijdens een paddenstoelenexcursie in een recent met grond opgehoogde berm, plooirokjes gevonden. Er ontvouwde zich een discussie om welke soort het moest gaan. Het kon niet anders dan of het Gewoon plooirokje of het Geelbruin plooirokje zijn. Er kwam een eind aan de discussie toen iedereen het er over eens was dat microscopisch onderzoek het maar moest uitwijzen. Hieruit bleek dat het moest gaan om het Geelbruin plooirokje.

Plooien
Plooirokjes (Parasola) behoren tot een aparte groep van de plaatjeszwammen waartoe in Nederland 10 soorten worden gerekend. Ze zijn zonder uitzondering mooi, zeer fragiel en kortlevend. Nog niet zo lang geleden werden plooirokjes tot de inktzwammen (Coprinus) gerekend. De hoedjes en stelen zijn glad en kenmerken zich door het ontbreken van een velum (vlies). Ze ‘verinkten’ niet bij veroudering zoals dat gebeurt bij bekende inktzwammen als de Kale en Geschubde inktzwam. Plooirokjes vallen op door de wijde plooien van de hoedjes die straalsgewijs vanaf het ronde’oog’ in het centrum naar de rand toe aflopen. De plaatjes onderaan het hoedje lopen niet door tot aan de steel maar staan vrij (1 tot enkele millimeters).

Geelbruin plooirokje (foto: Martijn Oud)

Sporen bekijken
Plooirokjes zijn een lastige groep om in het veld te benoemen. Microscopisch onderzoek geeft de meeste zekerheid. Vooral de sporenvorm is essentieel voor een juiste determinatie. Vanwege de iets andere sporenvorm moest het hier wel gaan om het Geelbruin plooirokje (Parasola leiocephala).

Aparte groep
Plooirokjes ontwikkelen zich snel maar zijn binnen een dag weer verdwenen. De snelheid hangt af van de soort en de plaatselijke omstandigheden. Tegenwoordig worden plooirokjes tot een aparte groep gerekend. De wetenschappelijke genusnaam Parasola betekent ‘op een parasol of zonnescherm gelijkend’. Hoewel ze er wel op lijken, kunnen plooirokjes en vele andere inktzwammen overigens absoluut niet tegen direct zonlicht.

Gewoon plooirokje (foto: Martijn Oud)

Tegenwoordig gaan er stemmen op om plooirokjes in de groep van de Franjehoeden (Psathyrella) onder te brengen. In ieder geval is er heel wat gaande en verandert er veel in de systematiek van paddenstoelen en dat zal nog lang blijven voortduren.

Kastanjeinktzwammen behoren nu ook tot de plooirokjes (Parasola) (foto: Martijn Oud)

Zijn plooirokjes uit de mode?
De plooien geven het hoedje de indruk van een plooirokje. Hieraan ontleent deze groep zijn opvallende Nederlandse naam. Tijdens excursies valt op dat beginners bij het horen van de naam plooirokje hilarisch reageren. Blijkbaar is het zo dat plooirokken als kleding een bepaald imago met zich meedragen. Er wordt gezegd dat plooirokken uit de mode zijn of op zijn minst een stoffig imago bezitten. Bij het zoeken op internet naar plooirokjes bleek dit kledingstuk alles behalve onpopulair. De plooirok is een zeer oud kledingstuk en reeds bekend van de vierde eeuw voor Christus. De plooirok wordt zowel door vrouwen als mannen gedragen. Denk maar eens aan het traditionele schotse kledingstuk met kilt of aan de presidentiële wacht in Griekenland met de traditionele witte plooirok, de Foustanella. Toch werkt de naam plooirokje voor een paddenstoel bij velen op de lachspieren. Uit PR-overwegingen is dat natuurlijk prima. De vondst van een plooirokje blijft daardoor langer in het geheugen hangen en ze behoren daardoor tot één van de bekendste groepen paddenstoelen.

Tekst en foto’s: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging