Wat bepaalt het vóórkomen van de bruine rat in Amsterdam?
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging [land] op [publicatiedatum]
Door de GGD Amsterdam is onderzoek uitgevoerd naar factoren die van invloed zijn op de dichtheid van de bruine rat in en om Amsterdamse huizen. Hierover werd onlangs een artikel gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Lutra van de Zoogdiervereniging.
Bestrijding en resistentie
Bij overlast door dieren probeert de afdeling Dierplaagbeheersing van de GGD Amsterdam tegenwoordig eerst de oorzaken te vinden waardoor de overlast is ontstaan. Door die oorzaken aan te pakken, kan de overlast vaak al worden verminderd zonder pesticiden te gebruiken. Ratten worden al tientallen jaren bestreden met rodenticiden, waardoor de overlevingskans van resistente ratten is vergroot. Als gevolg daarvan komt er tegenwoordig in verschillende rattenpopulaties in Europa resistentie tegen rodenticiden voor. Hierover werd eerder ook geschreven in het tijdschrift Zoogdier, eveneens van de Zoogdiervereniging. Download hier het artikel uit Zoogdier (pdf; 0,9 MB).
Nieuw onderzoek
Het eerste doel van het onderzoek in Amsterdam was het vaststellen van de relatie tussen het aantal bruine ratten en omgevingsfactoren en sociaaleconomische factoren. Het tweede doel was om factoren aan te wijzen die kunnen bijdragen aan de preventie van plagen en die ook kunnen worden beïnvloed door de betreffende instanties.
De GGD in Amsterdam verzamelt al jaren de meldingen van ratten in en om huizen in de
gemeente Amsterdam. Het aantal meldingen van ratten per buurt in de periode 2009 tot en met 2012 is gerelateerd aan 16 omgevings- en sociaaleconomische variabelen, waaronder beschikbaarheid van water, beschikbaarheid van stadsgroen, riooltype, bouwjaar van huizen, WOZ-waarde, aantal inwoners en bevolkingssamenstelling.
Resultaten
Wat bleek? Het aantal rattenmeldingen in en om huizen per buurt wordt beïnvloed door het aantal inwoners, het percentage stadsgroen, het percentage huizen met een bouwjaar vóór 1960 en de lengte van gemengd riool (waarin zowel afvalwater als regenwater wordt afgevoerd).
Ratten hebben een korte generatieduur en kunnen snel veel nakomelingen voortbrengen. Daardoor kan een rattenpopulatie snel herstellen nadat er ratten zijn weggevangen of vergiftigd. Het is dus belangrijk om de draagkracht van de betreffende habitat te verlagen, zodat er niet tijdelijk maar blijvend minder ratten aanwezig zijn. Die draagkracht kan verlaagd worden door de beschikbaarheid van voedsel en beschutting te beperken.
Wat betekent dit?
Bij huizen die gebouwd zijn vóór 1960 (inclusief de bijbehorende tuinen) moet worden gezocht naar algemene oplossingen om deze huizen minder aantrekkelijk te maken voor ratten. Denk hierbij aan het dichten van gaten en het verwijderen van schuilplaatsen. Verder suggereren de resultaten dat de structuur van het stadsgroen zou kunnen worden aangepast, zodat deze minder aantrekkelijk wordt voor ratten. Zo kunnen groenblijvende struiken worden vervangen door bladverliezende struiken en zo kan hoge vegetatie direct naast gebouwen vaker worden gemaaid. Verder zou de invloed van afval en vooral van voedselafval in en bij stadsgroen onderzocht moeten worden. Tenslotte lijkt het verstandig om door te gaan met de inspectie van en onderhoud aan het riool en om bij die inspectie ook de aansluiting van woningen op het gemeentelijke riool mee te nemen.
Download hier het artikel uit Lutra (pdf; 0,2 MB): Adrichem, Marjolein H.C. van, Jan A. Buijs, Paul W. Goedhart & Jana Verboom, 2013. Factors influencing the density of the brown rat (Rattus norvegicus) in and around houses in Amsterdam. Lutra 56 (2): 77-91
Tekst: Marjolein van Adrichem, GGD Amsterdam en Alterra Wageningen UR; Jan Buijs, GGD Amsterdam; Paul Goedhart, Biometris & Jana Verboom, GGD Amsterdam en Alterra Wageningen UR
Foto: Jan Buijs, GGD Amsterdam