Verkwalt de zee?
Bericht uitgegeven door Strandwerkgroep [land] op [publicatiedatum]
Als we de media mogen geloven, is de zee in sneltempo aan het verkwallen. Hoe erg is dat? En wat heeft de mens te maken met die gestage opmars?
Koppen als “Kwallen leggen Zweedse kernreactor plat”(1/10/2013), ”Spanje sluit stranden om kwalleninvasie” en “Kwalleninvasie bedreigt Japan” doen het ergste vermoeden. En na berichten in eigen land als “Plotse invasie van kwallen over hele kustlijn” en “Tientallen kinderen slachtoffer van kwallenbeten” zou je al helemaal de stuipen op het lijf krijgen van de "verkwalde" zee.
En toch horen we te relativeren. De fenomenen zijn zowel van plaatselijke als tijdelijke aard. Bij ons was er dit jaar een massale stranding van Oorkwallen op 25 mei en 1-2 juni, in Nederland op 29 mei en 6-8 juni, en dat in het centrale en noordelijke deel van hun kuststrook. Op 1 augustus werd de branding van onze kust dan weer geteisterd door Kompaskwallen. Doordat deze soort kan netelen bleef die invasie niet onopgemerkt. Tientallen mensen meldden zich bij de hulppost op het strand voor verzorging nadat ze een kwallenbeet opliepen. Op 2 augustus zat het net van het onderzoeksschip Simon Stevin vol Blauwe haarkwallen en Kompaskwallen. Al bij al gaat het hier dus om hooguit 5 dagen op een jaar dat toerisme en/of visserij hinder ondervinden van dit fenomeen. De hinder is plaatselijk en vaak beperkt tot een deel van de kust of een smalle kustzone. Kwallen hebben namelijk de neiging om in groepen of slierten voor te komen.
Een krantenkop als “Temperaturen lokken massaal kwallen naar onze kust” is volstrekte onzin. Temperaturen lokken alleen mensen. Kwallen bepalen hun richting niet zelf. Maar bij landuitwaartse wind is er nauwelijks golfslag en waait het oppervlaktewater van het strand weg. Dit wegwaaiende water wordt weer aangevuld door water dat langs de bodem richting strand stroomt. En op die manier komen kwalletjes mee in de branding terecht. Veel van die kwallen spoelen aan en zijn ten dode opgeschreven.
Een Schijfkwal is eigenlijk een kloon van een poliep die in het water is losgelaten om zich seksueel voort te planten. Uit hun bevruchte eicellen groeit een nieuwe poliep en die moet zich vasthechten aan een harde ondergrond. Door altijd maar havenstructuren, eilanden en zeekanalen bij te bouwen komt er meer oppervlakte ter beschikking voor de poliepen om zich te kunnen vestigen. Bij een bepaalde temperatuur (en die is anders voor elke soort) laten de poliepen massaal kleine kwalletjes los. Zo ga je op korte tijd van nul naar miljoenen kwalletjes. Als er dan voldoende dierlijk plankton aanwezig is kunnen ze flink groeien. Door overbevissing is er vaak een overaanbod van dierlijk plankton want er zijn onvoldoende vissen om het plankton onder controle te houden. De kwallen profiteren van dit ruim voedselaanbod. Tegelijk eten ze ook viseitjes en vislarven waardoor het visbestand nog verder afneemt.
Een andere groep, die van de Kam- of Ribkwallen, heeft geen poliepstadium. Elke kwal kan een massa jonge kwalletjes aanmaken. Bij een geschikte temperatuur doen ze dat allemaal tegelijk waardoor de soort tot “bloei” komt. Ook zij eisen hun dierlijk plankton op en zijn zo concurrenten voor schijfkwallen en vissen. Anderzijds eten ze elkaar op (meloenkwallen eten zeedruifjes, Beroe ovata eet de Amerikaanse ribkwal) of worden ze gegeten door Schijfkwallen. Vooral de Kompaskwal is een slokop.
In de jaren 80 is met ballastwater van een vrachtschip de Amerikaanse ribkwal ingevoerd in de Zwarte Zee. De soort kon zich ongebreideld voortplanten en roofde de zee leeg van dierlijk plankton, viseieren en larven. Door deze roof kelderden de visbestanden, en dat betekende een economische ramp. Ondertussen zijn de Amerikaanse ribkwallen er in aantal sterk teruggevallen door gebrek aan voedsel en door de aankomst van hun eigen vijand Beroe ovata, een andere ribkwal zonder Nederlandse naam. Sinds 2006 is de Amerikaanse ribkwal ook in België aanwezig en overwintert ze in brakke binnenwateren zoals de Spuikom van Oostende en het Kanaal Brugge – Zeebrugge en waarschijnlijk ook in zee. Na een sterke opmars in de eerste jaren na de introductie werd spoedig beslist om de nieuwkomer in de gaten te houden. Hopelijk loopt het niet zo'n vaart als in de Zwarte Zee.
In 2013 blijkt uit waarnemingen langs de kust dat de Kamkwallen het niet goed deden. Zeedruifjes waren er gans het jaar, maar een duidelijke piek bleef uit, de Meloenkwal deed het nog slechter en de Amerikaanse ribkwal was tot nu toe alleen talrijk in de Spuikom van Oostende. Tenzij we met extreem lage watertemperaturen te maken hebben, zal de Amerikaanse ribkwal een blijvertje zijn die uiteindelijk qua aantallen zijn evenwicht zal vinden in onze natuur.
Veel van de factoren die plaatselijk voor een teveel aan kwallen zorgen, hebben we zelf veroorzaakt en kunnen we in de toekomst vermijden: de bouw van vaste structuren en overbevissing. Opwarming van de zee kan de soortensamenstelling veranderen waarbij soorten naar het noorden opschuiven. Een teveel aan voedingsstoffen is gunstig voor planktonontwikkeling en is eigenlijk goed voor de voeding van vissen maar bij gebrek aan vissen nemen de kwallen hun plaats in.
Tekst: Hans De Blauwe, Strandwerkgroep
Foto's: Peter H. van Bragt