Is de Japanse stekelhoorn een bedreiging voor onze oesters?
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
Sinds 2007 wordt in de westelijke Oosterschelde de Japanse stekelhoorn aangetroffen. Het is een roofslak die oorspronkelijk uit Oost-Azië afkomstig is. Het heeft oesters, mosselen en andere tweekleppige weekdieren op de menukaart staan. De soort lijkt zich hier voorlopig nog maar in kleine aantallen gevestigd te hebben. Elders op de Europese en Amerikaanse kust is het echter al een plaag en heeft hij lokaal tot 25 procent schade in oestercultures veroorzaakt.
De Japanse stekelhoorn (Ocenebra inornata) is een bijzonder fraaie slak van maximaal bijna vijf centimeter hoog en ruim twee centimeter breed. De top is spits. Op de vier tot twaalf trapsgewijs afgezette windingen staan duidelijk afgetekende dwarsribben. De laatste winding is relatief groot en neemt meer dan de helft van de hoogte in. De mondopening is ovaal en loopt uit in een sifokanaal. De slak voedt zich bij voorkeur met jonge oesters maar hij kan ook grotere prooien doden en verorberen.
Het vrouwtje zet bij voorkeur haar twintig tot veertig urnvormige, licht gebogen eikapsels op oesters af. In ieder urntje zitten honderden embryo’s. Met behulp van zuren en de radula van zijn tong (rasptong) boort de stekelhoorn een gaatje door de schelp van zijn prooi om er vervolgens het weke vlees van het schelpdier uit te zuigen. Een volwassen dier kan twee tot drie jonge oesters per week consumeren. Een grote volwassen oester levert de slak circa twee weken voedsel op. Als de lokale populatie zich gaat uitbreiden is het niet ondenkbaar dat de soort grote schade kan aanrichten aan onze oestercultures.
Oorspronkelijk komt de soort uit de noordelijke Oost-Aziatische kustwateren. Vanaf het begin van de twintigste eeuw komt de soort ook op de West-Amerikaanse kust voor in het grensgebied van de Verenigde Staten en Canada tot aan Californië. De Japanse stekelhoorn is daar zeer waarschijnlijk terecht gekomen door oesterimport uit Azië. Daarna is de soort in 1995 wederom met oesterimport, nu uit Amerika, op de Franse westkust terecht gekomen. Ondertussen is de soort ook op de Portugese en Deense kust aangekomen. En sinds 2007 is de soort op de Nederlandse kust in de Oosterschelde bij Yerseke, Gorishoek en Zierikzee aangetroffen. Deze stekelhoorn kent geen planktonische fase. Na het uitkomen van de eitjes vestigen de jonge slakken zich meteen op de bodem. De verspreiding van de soort door getijdestromingen is daardoor zeer beperkt. De mondiale verspreiding, en de vestiging in de Zeeuwse Delta, is zeer waarschijnlijk het gevolg van grootschalige transporten van weekdieren van Azië via Amerika naar Europa en dus ook naar onze kust. Dit wordt mede aannemelijk gemaakt door de eerste vondsten van Japanse stekelhoorns bij Yerseke waar veel schaaldieren van elders van de Europese kust geïmporteerd worden.
De mondiale vestiging is op locaties die klimatologisch overeenkomen met de oorspronkelijke vindplaats in Oost-Azië. Er is daardoor een redelijke kans dat de Japanse stekelhoorn zich hier permanent kan gaan vestigen. Sinds 2007 is de soort in de zuidoostelijke Oosterschelde steeds vaker waargenomen. Na zes jaar is het nog geen plaag geworden. De soort kan in de toekomst in aantal verder toenemen, alsnog een plaag worden en ook op onze kust grote schade aanrichten aan de oesterpopulaties, zoals het elders al eerder heeft gedaan. De toekomst zal het ons leren. De import van deze roofslak is in ieder geval een typisch voorbeeld van de risico’s die onze mariene biodiversiteit loopt met de grootschalige import van schaaldieren van andere Europese kusten.
Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Tekst o.a. gebaseerd op de beschrijving van de soort in “Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied”, Lützen et al. (2012) en diverse internet bronnen.