IJskoude kraamzorg met dodelijke afloop
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
De winter is het seizoen voor de voortplanting van de Slakdolf. In onze zilte kustwateren hebben zij nu op Geweisponzen, oesters of stenen hun eitjes afgezet. Hoewel het zeewater ijskoud is, zijn de Slakdolven zeer begaan met het bewaken van hun broedsel. Maar het is het laatste wat ze in hun prille leven zullen doen. Slakdolfjes worden slechts één jaar oud en sterven meteen nadat ze zich in de winter hebben voortgeplant .
De (Gewone) Slakdolf is een visje dat slechts 15 centimeter groot wordt. De torpedo-achtige vorm, de doorlopende rug- en buikvin en de lengtestrepen over de zijkant zijn karakteristiek en maken de soort onmiskenbaar. Het is een visje dat niet vaak door sportduikers in de Zeeuwse Delta wordt aangetroffen. 's Zomers, als de meeste sportduikers onder de zilte golven gaan kijken, komen ze vooral in de diepere delen van de Delta voor waar sportduikers nauwelijks komen. Pas in de winter, als de meeste sportduikers in een soort winterslaap naast de kachel gaan zitten, en hun duikspullen voor enkele maanden droog houden, trekken ze naar ondiepe zones om zich daar voort te planten.
Rond januari zetten de Slakdolven tussen de takken van Geweisponzen, maar op oester en stenen, kleine kluiten met lichtgele eitjes van ongeveer 1,5 millimeter af.
Een van de ouders blijft er soms nog een tijdje bij liggen om ze tegen predatoren te bewaken. Dit is tevens de laatste daad in het leven van een Slakdolf. Dit visje wordt niet ouder dan een jaar en het genot van het parings- en voorplantingsritueel beleven ze slechts eenmalig, vlak voor ze doodgaan.
's Zomers worden in de ondiepe zones van de Oosterschelde en Grevelingenmeer kleine aantallen jonge Slakdolfjes aangetroffen. Naast hun karakteristieke vorm worden ze bijna altijd waargenomen in een karakteristieke opgekrulde houding, waarbij de staart omgeslagen langs de zijkant van het lichaam ligt.
De Slakdolf is een West-Europese soort die niet veel zuidelijker dan Bretagne voorkomt. In het noorden komt de soort voor tot in IJsland, Spitsbergen en ver voorbij het noorden van Noorwegen.
Tekst: Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON
Foto's: Astrid Vis; Peter H. van Bragt