Kuikenmoord op zondag
Bericht uitgegeven [land] op [publicatiedatum]
Waarom doden meeuwen hun kuikens vooral op zondag? Hoe beïnvloedt de mens de grootte van meeuwenpopulaties? Deze en vele andere vragen beantwoordt Kees Camphuysen in het proefschrift dat hij schreef bij het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Op dit onderzoek hoopt Camphuysen op 21 juni aan de Rijksuniversiteit Groningen te promoveren.
Al sinds 1973 doet Kees Camphuysen onderzoek aan zeevogels en sinds 2006 is dat toegespitst op meeuwen in de Texelse duinen. De Zilvermeeuw en de Kleine mantelmeeuw hadden daar zijn speciale aandacht. Het aantal Zilvermeeuwen nam sinds de jaren zestig enorm in aantal toe, om daarna te stabiliseren en sterk af te nemen. De Kleine mantelmeeuw, die zich rond 1930 in Nederland vestigde, werd pas wat later ineens veel talrijker en deze soort heeft de Zilvermeeuw tenslotte in aantal overvleugeld. Heeft de Kleine mantelmeeuw de Zilvermeeuw verdrongen door de beste plekken in te pikken, of won hij de concurrentie om voedsel? Of hebben de afname van Zilvermeeuwen en de toename van Kleine mantelmeeuwen misschien niets met elkaar te maken?
Uit het onderzoek van Camphuysen blijkt dat beide meeuwensoorten hebben geprofiteerd van een verruimd voedselaanbod dat door mensen is veroorzaakt. Zilvermeeuwen hebben het voedsel op vuilstortplaatsen weten aan te boren, terwijl vooral Kleine mantelmeeuwen afkwamen op het visafval dat op zee overboord werd gezet. Nu de meeste vuilstortplaatsen afgedekt zijn en de vissersvloot krimpt, krijgen beide meeuwensoorten het moeilijker. Het lijkt erop dat de toe- en afname van beide soorten niet direct door elkaar beïnvloed wordt.
Zondag
Camphuysen ontdekte ook een merkwaardig ritme in de groei van de kuikens en tevens dat er in het weekend veel meer kannibalisme plaatsvond (meeuwenkuikens die door volwassen meeuwen werden dood gepikt en soms opgegeten), dan op andere dagen. Het bleek dat meeuwen vooral tijdens de kuikenzorg sterk afhankelijk zijn van visafval dat overboord wordt gegooid vanaf vissersboten. Pech voor deze vogels: in het weekend ligt de vissersvloot grotendeels in de haven. Vooral in de tweede helft van de kuikenzorg (in juli), als voor de hongerige kuikens ternauwernood voldoende voedsel valt aan te slepen, is dit wekelijkse ritme een probleem.
De komende jaren zal de vissersvloot naar verwachting nog sterker krimpen. Het probleem van voedseltekort, maar dan niet alleen in het weekend, zal hierdoor verder toenemen. Europees beleid waardoor bijvangst niet meer overboord gezet mag worden zal duidelijke gevolgen hebben voor beide soorten meeuwen. Hoe zij daarop zullen reageren is moeilijk te voorspellen. Een sterke toename van meeuwen in het binnenland, op zoek naar alternatieve voedselbronnen, is één van de vermoedelijke effecten.
Patatje in de Leidsestraat
Camphuysen voorzag meeuwen van een data-logger met daarin een GPS, om zo te kunnen zien waar ze zoal voedsel zoeken. Het bleek dat Kleine mantelmeeuwen veel verder weg foerageerden dan Zilvermeeuwen. Kleine mantelmeeuwen gingen ook vaker en verder de Noordzee op, achter vissersboten aan. Een Kleine mantelmeeuw, die drie jongen had die niet goed groeiden, nam een noodsprong en vloog via Hoorn naar Amsterdam, om daar in de Leidsestraat rond te hangen. Wie weet heeft ze daar patat gegeten, of een broodje kebab. Vervolgens vloog ze naar de Noordzee om daar ver op zee nog achter een vissersboot aan te gaan. De dag erna waren haar jongen weer goed gegroeid. Zie ook het filmpje 'Meeuw doet een dagje Amsterdam'.
Tekst: Persbericht NIOZ
Foto en figuur: Kees Camphuysen