Natuurgebieden essentiële stapstenen richting noorden
Bericht uitgegeven door Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]
Wilde dieren worden door klimaatverandering gedwongen om zich te verplaatsen. Natuurbescherming richt zich al decennia op beschermen van gebieden omwille van hun biodiversiteit. Hebben deze natuurgebieden dan een toekomst in tijden van klimaatverandering? Uit een nieuwe studie blijkt dat het antwoord hierop volmondig ‘ja’ is. Soorten gebruiken natuurgebieden als stapstenen om naar het noorden te verhuizen, als antwoord op klimaatverandering en andere milieuveranderingen.
Veel soorten moeten zich noodgedwongen richting noorden verplaatsen, naar waar het voor hen koel genoeg is om te overleven in een opwarmend klimaat. Deze verhuizing wordt echter bemoeilijkt door belemmeringen in het landschap door menselijke ontwikkelingen. Kanalen, (snel)wegen, bebouwing en intensief landbouwgebied zijn voor vele ongewervelden nagenoeg onoverbrugbare barrières.
De traditionele manier om aan natuurbescherming te doen is het beschermen van gebieden om zo een schuilplaats te bieden tegen omgevingsfactoren en het verlies van leefgebied. De afgelopen jaren werd deze statische opvatting van natuurbescherming door sommigen in twijfel getrokken, omwille van klimaatverandering. Natuurgebieden blijven immers waar ze zijn terwijl diersoorten en in mindere mate planten bewegen in reactie op de veranderende omstandigheden.
Nieuw onderzoek toont nu aan dat diersoorten vooral natuurgebieden koloniseren als ze zich verspreiden. Het zijn als het ware stapstenen in het landschap, die soorten toelaten om een opeenvolging van nieuwe broedplaatsen op te zetten terwijl ze zich noordwaarts verplaatsen. Deze gebieden spelen een enorm belangrijke rol. Zo werd in Groot-Britannië vastgesteld dat voor zeven soorten vlinders en vogels, die centraal stonden in het onderzoek, 40% van de nieuwe kolonisaties plaatsvond in beschermde natuurgebieden, die amper 8,4% van het land innemen. Een soort als de Kommavlinder is bijvoorbeeld nagenoeg geheel afhankelijk van dergelijke natuurgebieden.
Het onderzoek bevestigt wat Natuurpunt al jarenlang vraagt. Ten eerste: grote en robuuste natuurgebieden. Bij veranderende omstandigheden krijgen dieren en planten de kans om zich binnen een voldoende groot natuurgebied te verplaatsen naar een betere plaats. Een grote variatie aan microklimaten en vegetaties én de overgangen hiertussen (gradiënten) is aangewezen. Uiteraard knelt hier het schoentje voor kleine natuurgebieden waar die ruimte voor verschillende microklimaten ontbreekt. Kleine populaties worden gedwongen het gebied te verlaten of sterven uit. Daarom zijn er ten tweede natuurverbindingen nodig, zodat de planten en dieren die gedwongen worden het gebied te verlaten, kunnen migreren naar een gepaste leefomgeving.
De studie, uitgevoerd door de universiteit van York in samenwerking met RSPB, is gebaseerd op de analyse van miljoenen waarnemingen van meer dan 250 diersoorten die verzameld door duizenden vrijwilligers. Dit is dus opnieuw een studie die wijst op het belang van ‘citizen science’. Waarnemingen van vrijwilligers en nationale monitoringprogramma’s zorgen samen voor de informatie die antwoord geeft op vragen van mondiaal belang, zoals hoe wij diersoorten kunnen helpen in tijden van klimaatverandering.
Bron: C. D. Thomas, P. K. Gillingham, R. B. Bradbury, et al. (2012) Protected areas facilitate species’ range expansions. Proceedings of the National Academy of Sciences, USA. August 13th 2012.
Tekst: Jasmin Lauwaert , Natuurpunt Beleid