Grevelingenmeer is onder 16 meter diepte helemaal dood!
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
Het is een jaarlijks terugkerend fenomeen: als in het voorjaar het oppervlaktewater begint op te warmen, ontstaan er in stilstaande wateren zogenaamde thermoclines, ook wel spronglagen genoemd. Omdat zuurstof slecht door een spronglaag kan passeren ontstaat daaronder een zuurstofarm milieu. In het Grevelingenmeer lijkt dit fenomeen jaarlijks steeds extremer op te treden. Op dit moment is het in het zuidwestelijke Grevelingenmeer onder de spronglaag op 16 meter extreem zuurstofarm. Al het mariene leven, waarvoor zuurstof essentieel is om te kunnen overleven, is er verdwenen. Wat er nu rest is een gitzwart spookachtig onderwaterlandschap. Een zuurstofloze modder waar geen zeedieren meer worden aangetroffen.
Met de voltooiing van de Brouwersdam in 1971 veranderde de Grevelingen van getijdengebied met veel stroming en een zeer rijke biodiversiteit in een zoutwatermeer met stilstaand water. In het voorjaar als het water aan de oppervlakte opwarmt ontstaan er een of meerdere thermoclines of spronglagen. Dit zijn gelaagdheden van watermassa’s met een verschillende temperatuur en daardoor ook een verschillende specifieke massa of dichtheid. Op dit moment ligt er tussen Den Osse en Scharendijke op 16 meter diepte een extreme spronglaag. De onderste waterlaag is slechts 11 graden Celsius. Een paar centimeter hoger is het water al meteen een stuk warmer en loopt de temperatuur op richting de 18 graden. Op circa 6 meter ligt een tweede spronglaag waarboven het water nu tot boven de 21 graden is opgelopen. De afwezigheid van stroming voorkomt dat deze waterlagen gemengd worden. In de bovenste waterlaag is veel zuurstof aanwezig door onder andere golfbewegingen en fotosynthese van de daar aanwezige algen en wieren.
Door de spronglagen, die met hun gelaagdheid een fysieke scheiding vormen, kan dit zuurstof niet naar beneden stromen. Een bijkomende negatieve factor is de gestage stapeling van dood organisch materiaal op de bodem. De bacteriën die zich daar voeden met dit organische slib hebben de laatste restjes zuurstof opgebruikt. Wat nu rest is een volledig zuurstofloos en dus doods milieu. Waar het vroeger nog wemelde van de zeedieren rest nu een spookachtig leeg onderwaterlandschap. De zuurstofloze, levenloze bodem is een stinkende gitzwarte modder, waar eigenlijk wit schelpzand had moeten liggen vol met wormpjes, weekdieren en andere zeedieren. Sportduikers hebben waargenomen dat dit levenloze milieu er jaarlijks steeds verder op achter gaat.
Zo extreem levenloos als het er nu is hebben we echter nog niet eerder waargenomen. De enige oplossing die er voor kan zorgen dat de spronglagen verdwijnen en het essentiële zuurstof weer de bodem van het Grevelingenmeer kan bereiken is het herstellen van een getijdenstroom. Daar wordt al jaren over nagedacht en gepraat. Maar zolang er geen maatregelen worden genomen zal deze ecologische ramp zich alleen maar gaan uitbreiden en nog extremere vormen aannemen.
In de Oosterschelde komen, als gevolg van de getijdenstromen, geen spronglagen voor. Daar treffen we op 40 meter diepte nagenoeg dezelfde watertemperatuur aan als vlak onder de oppervlakte. Daar is ook zeel zuurstof en een rijke mariene fauna aanwezig. Zelfs als we vandaag nog een getijdenstroming in het Grevelingenmeer zouden kunnen herstellen zal het waarschijnlijk nog vele tientallen jaren duren voor de natuur zich hier zal hebben hersteld. Voorlopig is dat alleen nog maar een toekomstdroom en is de zwarte dode modder in het Grevelingenmeer een regelrechte ecologische nachtmerrie voor onze Zeeuwse Delta.
Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON