Zeeuwse Zeebesjes: wel naar zoeken maar niet plukken
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [Nederland] op 27 mei 2012
In het natuurbericht van 12 juni 2011 maakte Stichting ANEMOON melding van een waarneming van het Zeebesje in het Grevelingenmeer. Dit voorjaar zijn hier door sportduikers veel meer van deze kleine oranjerode zakpijpjes aangetroffen. Tijdens verschillende recente duiken troffen vrijwilligers van Stichting ANEMOON tientallen exemplaren van dit kleine zeebeestje aan in het zuidwestelijke deel van het Grevelingenmeer. Ook in de Oosterschelde lijkt de soort zich langzaam uit te breiden. Het Zeebesje heeft zich bijvoorbeeld ook al gevestigd op de breukstenen die een paar jaar geleden in de buurt van Zierikzee in de Oosterschelde zijn gestort.
Het Zeebesje (Dendrodoa grossularia) is een half bolrond zakpijpje met een maximale hoogte van circa 25 millimeter, maar meestal worden de zakpijpjes niet groter dan circa tien millimeter. De in- en uitstroomopeningen zijn op een kenmerkende manier bovenop het bolletje gepositioneerd en de basis, het deel waarmee ze vastzitten, is een plat schijfje. Vanwege de oranjerode kleur zou je denken dat het waarnemen van dit zeediertje niet al te lastig moet zijn. Maar niets is minder waar. Vaak zijn ze bedekt met een dun laagje slib en bij de minste verstoring trekken ze zich onmiddellijk helemaal in, tot een onopvallend plat schijfje. Het Zeebesje kunnen we met recht een zeer schuw zeediertje noemen. Dit, in combinatie met de zeer beperkte aaibaarheidsfactor van zakpijpjes, zorgt er wellicht voor dat de meeste sportduikers er ongemerkt overheen zwemmen en er nog niet veel recente waarnemingen van deze soort bij Stichting ANEMOON zijn binnen gekomen.
Toch is de opkomst van dit kleine zakpijpje opmerkelijk. Of misschien kunnen we in plaats van opkomst beter spreken van terugkeer. In de Wetenschappelijke Mededeling KNNV nr. 158 (D.A.G. Buizer, 1983) wordt het Zeebesje nog beschreven als: “een van onze meest algemene soorten”. Na 1985 is hij waarschijnlijk door het opwarmen van het zeewater heel snel nagenoeg volledig uit de Oosterschelde en Grevelingenmeer verdwenen. De laatste decennia werden hier nauwelijks meer exemplaren aangetroffen. Mogelijk is zijn huidige terugkomst te danken aan de koude winters en matige zomers van de laatste jaren.
Het Zeebesje is een noordelijke soort die vooral langs de Atlantische noordwestkust van Europa maar ook op het noordoostelijke deel van de Amerikaanse kust wordt aangetroffen. In Europa strekt het leefgebied zich uit van de Poolzee tot de Franse (Bretonse) kust. Hier komen plaatselijk grote dichtheden voor. Het is een typische rotskustbewoner, die we ook in de Zeeuwse Delta uitsluitend vastgehecht op stenen aantreffen.
Zoals al eerder gemeld is het Zeebesje een zakpijpje. Hoewel je het er niet aan afziet, zijn deze zeedieren in enige mate verwant aan de mens. Ook deze zeedieren behoren immers tot de gewervelde dieren. Ongeveer 340 miljoen jaar geleden zijn de zakpijpen een eigen evolutionaire weg in geslagen en afgetakt van de lijn waar uiteindelijk de mens en de andere gewervelde dieren uit voortgekomen zijn. Dit is echter alleen in het embryonale stadium te zien. Het lijken dan minuscuul kleine kikkervisjes met een chorda: een wervelkolom. Deze gaat echter in de ontwikkeling naar het volwassen stadium verloren. Dergelijke triviale wetenswaardigheden kunnen trouwe lezers van Natuurberichten nog wel eens van pas komen in een goed gesprek in een kroeg.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON
Met dank aan Mario de Kluijver voor aanvullende informatie over het voorkomen van Zeebesjes in de Zeeuwse Delta.