Minileven verzet bergen (aan zee)
Bericht uitgegeven door Natuurbericht op [publicatiedatum]
Momenteel is de lente volop aan de gang en op een aantal getijdeplaten in Zeeland kan men nu een karakteristiek golvend patroon van heuvels en dalletjes zien. Op het moment zijn ze er: De Mini-Alpen. Maar over een paar weken zijn ze weer verdwenen van onze kust. Ieder voorjaar vormen eencellige kiezelwieren zelf een golvend patroon van heuvels en dalen op slikplaten. Wetenschappers van het Nederlands Instituut der Ecologie hebben aangetoond hoe deze mini-Alpen onstaan en laten zien dat deze mini-Alpen belangrijk zijn voor de getijde platen in de Westerschelde.
De hoogteverschillen van de mini-Alpen zijn maar een centimeter of drie. Dit lijkt weinig, maar het is vele malen groter dan de kiezelwieren zelf. Op de verhogingen vind je een bruine mat van kiezelwieren die bijeen gehouden wordt door een lijmlaagje dat de kiezelwieren uitscheiden. De kiezelwieren met het lijmlaagje op de heuveltjes vangen weer allerlei modderdeeltjes in en plakken ze aan elkaar. Zo wordt de heuvel steeds hoger, en steeds gunstiger voor de kiezelwieren. Ze hebben daar namelijk minder last van het water dat hun lijm oplost.
Het patroon is niet alleen mooi, maar ook heel belangrijk. Op een plaat met heuveltjes groeit veel meer kiezelwier dan op een vlakke plaat, en dus valt er ook meer te eten voor allerlei dieren. De kiezelwieren vangen in het voorjaar ook veel slib weg uit het water. Dat wordt helder en daardoor kunnen de larven van de bodemdieren beter groeien. Het is een ware kraamkamer. Het onderzoek laat zien dat de rol van zulke biobouwers, of ecosysteem-ingenieurs, heel belangrijk is. Het resultaat is namelijk een productiever ecosysteem.
Het geploeter van de onderzoekers in de modder bleek niet voor niets. Voor het eerst hebben ze het effect van regelmatige natuurlijke patronen zoals op de getijdenplaten met experimenten in het veld gemeten, in plaats van alleen maar met computermodellen berekend. Verder hebben ze de rol van (kleine) grazers onderzocht. De kleine kiezelwieren dienen als voedsel voor een hele schare aan dieren. Denk aan kleine wormen, slakjes en bergeenden. En dat is het begin van het einde van het berg-en-dal-patroon. De dieren eten het landschap eigenlijk op. Met hun slechte tafelmanieren ploegen wadslakjes en vooral slijkgarnalen de bodem om. Hoe meer dieren van het voorjaarsfeestmaal profiteren, hoe meer het verval in zicht komt. En dan, aan het begin van de zomer, is het patroon (en de grote hoeveelheid voedsel) verrassend abrupt verdwenen. Het kan in één week tijd gebeurd zijn.
Gestreepte mosselbanken, gestippelde savannes: er zijn genoeg voorbeelden van natuurlijke patronen. Vergelijkbare patronen zijn dan ook wereldwijd te vinden, maar het golvende mozaïek op de getijdenplaten is maar op een paar plekken in Europa uitgebreid te zien. Ook in Nederland zijn er maar weinig plaatsen bekend. Een zeldzaam voorbeeld is de plaats waar het onderzoek is uitgevoerd, de Kapellebank in Zeeland. Helaas is dat ook precies de locatie van een omstreden voorstel voor natuurcompensatie van de uitdieping van de Westerschelde. Met het aanbrengen van een laag zware klei willen tegenstanders van ontpoldering hier een kunstmatig schor van proberen te maken, als alternatieve compensatie. Maar daarmee zien ze de waarde van het huidige gebied compleet over het hoofd.
De slikplaten hebben last van een imagoprobleem stellen de onderzoekers vast. Het ziet eruit als een hoop modder zonder rijke plantengroei, maar het is een prachtig ecosysteem dat we nu pas beginnen te begrijpen. Mensen weten niet wat ze weggooien. Unieke natuur, zo’n twee tot drie maanden per jaar te zien. En hopelijk volgend jaar ook weer gewoon op de Kapellebank.
Tekst: Froukje Rienks, NIOO-KNAW en Ellen Weerman, Rijksuniversiteit Groningen
Foto’s: Ellen Weerman, Rijksuniversiteit Groningen
Bron: Proefschrift Ellen Weerman “Spatial patterns in phototrophic biofilms - the role of physical and biological interactions."