De gele strontvlieg op zijn hoogtepunt
Wageningen UniversityBericht uitgegeven door Alterra, Wageningen UR op maandag 14 juli 2008
Wie door weilanden en natuurgebieden wandelt komt ze regelmatig tegen: koeienvlaaien, paardenvijgen en schapenkeutels. Verse mest kan je in het voorbijgaan vaak herkennen door de wolk van vliegjes die er van opstijgt en die soms hinderlijk in je gezicht komt. Een van die vliegjes is de gele strontvlieg die nu door het koelere weer op zijn hoogtepunt zit. Een mestflats is een ecosysteem op zich en met de introductie van grote grazers liggen er tegenwoordig steeds meer van die flatsen in natuurgebieden. Dat is gunstig voor mestetende insecten en dieren die insecten uit de mest eten. Maar er zijn ook bedreigingen, bijvoorbeeld in de vorm van diergeneesmiddelen die in de mest terechtkomen en die toxisch zijn voor mestetende insecten.
Een vijg of vlaai is één grote, geconcentreerde hoop voedsel. Tenminste, voor de dieren die zich er in gespecialiseerd hebben. Deze liefhebbers noemen we de mestfauna. Wie er eens op let zal verbaasd staan van de enorme diversiteit die je in mest vindt, vooral aan vliegen en mestkevers. Sommige vliegen worden zo sterk aangetrokken door de lucht van verse mest, dat ze er al op zitten voordat de flatsen de grond raken. En wanneer de mest eenmaal is gevallen, wordt ze van onderaf ook nog eens gekoloniseerd door regenwormen. Op de een of andere manier kunnen deze beesten de plek van de flatsen opsporen. De mestfauna gebruikt de mest als voedsel en voor voortplanting door er eitjes in af te zetten. Met al hun gegraaf en gekauw helpen zij ondertussen mooi bij het afbreken van de mest en blijven weilanden schoon.
Een typische mestspecialist is de gele strontvlieg, die je vaak massaal op koeienflatsen ziet zitten. Interessant is dat zo’n troep vliegen alleen uit mannetjes bestaat. De mannetjes zijn groter en hariger dan de vrouwtjes; bovendien zijn de vrouwtjes niet geel maar groen. Geduldig wachten de mannetjes op de komst van een vrouwtje, in de wetenschap dat een vrouwtje met nog onbevruchte eieren, als de tijd daar is, altijd naar een verse koeienflats zal vliegen. Dat doet ze op haar reuk en dus meestal tegen de wind in. Bij aankomst van een vrouwtje op een flats ontstaat er een enorme wedijver tussen de tot dan toe zo rustige mannetjes. Uiteindelijk trekt slechts een van hen aan het langste eind en die mag met het vrouwtje paren en haar eieren bevruchten. Dat gebeurt meestal op de mest, maar soms zoekt het stelletje tijdelijk het gras op. De bevruchte eieren worden in de mest gelegd waarna de larven in de flats opgroeien om deze uiteindelijk als vlieg te verlaten.
Het seksleven van de gele strontvlieg is zo interessant dat de vlieg wordt gebruikt als modelorganisme voor evolutieonderzoek. Er zijn wetenschappers die er hun hele carrière aan wijden en bij een bezoek aan een congres van deze lieden kun je ze de ganse dag horen discussiëren over de meest intieme details van het liefdesleven van de gele strontvlieg. Ondertussen is het voor de strontvliegen buiten vooral ‘business as usual’.
De gele strontvlieg houdt niet van warmte. Daarom komt hij in Zuid Europa niet voor, de bergen uitgezonderd. In Centraal Europa bereikt de vlieg een hoogtepunt in het koelere voorjaar en najaar. Tijdens de warme zomer houden ze zich elders schuil. In Engeland hangt het voorkomen hartje zomer vooral af van het klimaat. In een koele zomer zie je ze vaak nog op de mest, maar bij hitte niet. Het zou interessant zijn te weten hoe dat in ons land zit. De afgelopen week zijn er in ieder geval nog gele strontvliegen gezien, en was het inderdaad relatief koel.
In Australie is men heel zuinig op zijn mestkevers |
Vee in weilanden en ook grazers in natuurgebieden lopen bij het grazen darmparasieten op, vooral wormen. Veehouders en ook sommige terreinbeheerders laten hun dieren daarom behandelen met medicijnen. Deze ontwormingsmiddelen komen voor een groot deel in de mest terecht en kunnen dan giftig zijn voor de aanwezige fauna in mestflatsen. Dit kan weer leiden tot een vertraagde afbraak van mest in het veld. Of dit ook optreedt in Nederlandse natuurgebieden, wordt onderzocht door Alterra, Wageningen UR.
Meer informatie over dit onderzoek is te vinden in Alterrarapport 976, op www.kennisonline.wur.nl en in bijgevoegd artikel.
Tekst: Joost Lahr, Alterra, Wageningen UR
Foto’s: Joost Lahr (1), Luc Viatour (2), GNU Free Documentation license, Gert-Jan van Duinen (3), Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit Nijmegen