Van dril naar kikkerregen
Stichting RAVONBericht uitgegeven op vrijdag 4 april 2008 door Stichting RAVON
Vanaf begin april komen de kikkervisjes van bruine kikkers tevoorschijn. De eerste exemplaren worden verwacht in het stedelijk gebied en tuinvijvers. Voor waarnemingen in polders en uiterwaarden is het nog wat vroeg.
Bruine kikkers zetten hun kikkerdril meestal af op ondiepe, snel opwarmende plaatsen in het water op een diepte van minder dan 20 centimeter. De eitjes worden afgezet in één eiklomp van 1000 tot 2500 eitjes. De grootte van de klomp is afhankelijk van de grootte van het vrouwtje. Onder gunstige omstandigheden komen de eitjes al binnen twee weken uit. Vaak drijft het dril dan op waterplanten of grasmatten; als deze er niet zijn ligt het op de kale waterbodem. Kikkerdril wordt gevonden van begin maart tot eind april. Dit is afhankelijk van de weersomstandigheden en het microklimaat. De eerste meldingen van eiklompen komen meestal uit het stedelijk gebied en tuinvijvers. Waarnemingen van vennen op zandgronden komen hier snel achteraan. Meldingen van meer open gebieden zoals polders en uiterwaarden volgen pas weken later.
Enkele weken na de ei-afzet, meestal is dit vanaf begin april, komen de eerste vrijzwemmende kikkerlarven tevoorschijn. Ongeveer twee maanden later veranderen de kikkervisjes in miniatuur-kikkertjes. Deze piepkleine kikkertjes komen vaak in een zeer korte periode massaal uit het water: de zogenaamde 'kikkerregen'. Het overgrote deel wordt binnen enkele dagen opgegeten door vogels en een groot scala aan andere predatoren. Kikkertjes die hun eerste jaar overleven hebben een grote kans om uit te groeien tot volwassen dieren.
Kikkerdril en kikkerlarven zijn vrijgesteld van de Flora- en Faunawet voor onderwijs-doeleinden. Dit betekent dat ze in de schoolklas opkweekt mogen worden tot aan de metamorfose, wanneer de dieren pootjes krijgen en het water verlaten.
Tekst: Raymond Creemers, Stichting RAVON
Foto: Jelger Herder, Stichting RAVON