Kaal dwergoortje en Harig dwergoortje kunnen erg op elkaar lijken?
Nederlandse Mycologische VerenigingDwergoortjes (Resupinatus spec.) zijn kleine paddenstoeltjes met een licht grijsbruin tot donkergrijs hoedje dat zijdelings of ruggelings zonder steel aan het substraat bevestigd zit. Er komen in Nederland twee soorten vrij algemeen voor die erg op elkaar kunnen lijken, namelijk het Harig dwergoortje (Resupinatus trichotis) en het Kaal dwergoortje (Resupinatus applicatus). Ze hebben een voorkeur voor vochtige milieus, gezien hun veelvuldig voorkomen in wilgen- en elzenbroeken. Ze meten slechts twee tot vijf millimeter en worden door hun grootte en grijsbruine tinten vaak over het hoofd gezien. Waarschijnlijk komen ze algemener voor dan gedacht.
Daarnaast komen in Nederland drie zeer zeldzame dwergoortjes voor: het Bleekgrijs dwergoortje (Resupinatus griseopallides), het Kromsporig dwergoortje (Resupinatus europaeus) en het Wit dwergoortje (Resupinatus kavinii). Alle drie werden ze tot nu toe maar een enkele keer in Nederland waargenomen.
Het Harig en het Kaal dwergoortje worden in groepjes op dood hout gevonden, vooral aan de onderkant van takken, maar soms komen ze ook door stormen op dode takken hoog uit bomen vallen. Bij het omdraaien van door deze paddenstoeltjes bezet hout vallen de straalsgewijs verlopende, dicht opeenstaande, lichtgrijze tot donkerbruine lamellen het meeste op.
Traditioneel heb je te maken met twee soorten: het Kaal dwergoortje en het Harig dwergoortje. Omdat hier in de naam duidelijk sprake is van een verschil in uiterlijk zou je het verschil in het veld gemakkelijk moeten zien. Toch zijn deze twee soorten langere tijd als één soort beschouwd omdat er allerlei overgangsvormen werden ontdekt. Dwergoortjes zijn daardoor een tragisch voorbeeld als slachtoffer van zogenaamde jojo-taxonomie.
In de Flora Agaricina Neerlandica (1995) en het Overzicht van de paddenstoelen in Nederland (1995) werden beide soorten als één soort beschouwd. Tegenwoordig worden door de meeste auteurs weer twee soorten erkend – zoals bijvoorbeeld in de nieuwe standaardlijst van 2013. Er lijken nauwelijks verschillen te bestaan in ecologie en frequentie van de twee soorten. Beide soorten kunnen tijdens zwakke winters worden waargenomen. Of er gekeken is naar DNA-sequenties bij twijfelgevallen is mij onbekend.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto’s: Martijn Oud; Ada Schuit