Van vier naar dertien soorten purperwier in Nederland na onderzoek
Stichting ANEMOONPurperwieren zijn roodwieren die behoren tot de wetenschappelijke genera Porphyra en Pyropia. Ze groeien vaak in het getijdengebied en ondiep water, en zijn te herkennen aan de dunne bladen met bruinrode tot donkerpaarse kleur. Tot voor kort waren slechts vier soorten purperwier bekend uit Nederland en België. Recent DNA-onderzoek van de Universiteit Gent toont echter aan dat er wel dertien soorten in het zuidelijke Noordzeegebied voorkomen. Voor drie soorten – Pyropia katadae, Pyropia kinositae en Pyropia koreana – betreft het zelfs de eerste waarneming uit de Noordoost-Atlantische Oceaan.
Cryptische diversiteit en morfologische herkenning
In totaal hebben onderzoekers van de Universiteit Gent en Stichting ANEMOON vier Porphyra-soorten (P. dioica, P. linearis, P. purpurea, P. umbilicalis) en zeven Pyropia-soorten (Py. collinsii, Py. elongata, Py. katadae, Py. koreana, Py. kinositae, Py. leucosticta, Py. yezoensis) geïdentificeerd. Daarnaast zijn er twee onbekende Porphyra-soorten gevonden die mogelijk nieuw zijn voor de wetenschap. Deze resultaten tonen aan dat de cryptische diversiteit van roodwieren aan onze kust bijzonder hoog is: veel soorten lijken morfologisch sterk op elkaar, maar blijken genetisch duidelijk te verschillen. Er komen waarschijnlijk veel meer soorten voor in Nederland dan we nu weten. DNA-onderzoek is van groot belang om deze verborgen diversiteit in kaart te brengen.
Hoewel purperwieren makkelijk te onderscheiden zijn van andere roodwieren, is het erg lastig om soorten onderling uit elkaar te houden. Dit wordt nog complexer door de variatie binnen soorten in vorm en kleur. Zo heeft Porphyra linearis meestal een smalle, langwerpige bladvorm, waaraan het zijn Nederlandse naam ‘Smal purperwier’ dankt. Toch werden tijdens het onderzoek ook bijna ronde exemplaren aangetroffen. Navelwier (Porphyra umbilicalis) groeit meestal in de karakteristieke vorm van een rozetje, maar er werden ook platte bladen gevonden. Over het algemeen zijn Pyropia-soorten roodbruin of roze van kleur, terwijl Porphyra-soorten eerder olijfgroen tot bruinpaars zijn. Daarnaast groeien Pyropia-soorten vaker epifytisch op andere wieren, terwijl Porphyra-soorten meestal vastgehecht op rotsen leven.
Seizoenspatronen
De purperwieren vertonen duidelijke seizoenstrends. Porphyra purpurea was bijvoorbeeld in de zomer de meest algemene soort, terwijl deze in de winter volledig afwezig was. Porphyra linearis daarentegen was in de winter de meest aangetroffen soort en verdween in de zomer. Ook Py. elongata, Py. katadae en Py. yezoensis zijn uitsluitend in de winter gevonden. Over het algemeen bleek de soortenrijkdom in de winter groter dan in de zomer. Slechts drie soorten – P. dioica, P. umbilicalis en Py. leucosticta – waren zowel in de zomer als winter aanwezig.
Exoten
Opvallend is dat er vier niet-inheemse Pyropia-soorten zijn gevonden. Hoewel Py. yezoensis al eerder in andere Europese landen is gesignaleerd, zijn Py. katadae, Py. kinositae en Py. koreana nieuw voor de Noordoost-Atlantische Oceaan. Alle vier de soorten komen oorspronkelijk ook in de noordwestelijke Pacifische Oceaan voor en zijn met name bekend uit Japan, Korea en China. Py. koreana is in Nederland tot nu toe alleen gevonden in het Grevelingenmeer en het Veerse Meer in Zeeland, terwijl Py. kinositae uitsluitend in de Oosterschelde werd aangetroffen. Py. katadae en Py. yezoensis zijn vooral waargenomen op de oesterriffen bij Yerseke, waar ze in grote aantallen voorkwamen. Dit wijst erop dat deze soorten mogelijk al langere tijd in Nederland aanwezig zijn.
Meer informatie
- Lees het wetenschappelijke artikel DNA barcoding reveals an extensive number of cryptic introductions of bladed Bangiales (Rhodophyta) in the Southern North Sea, 2024.
Tekst: Luna van der Loos, Jessica Knoop, Stichting ANEMOON, Universiteit Gent
Beeld: Mart Karremans, Jessica Knoop en Frank Perk (leadfoto: Purperwieren hebben vaak, maar niet altijd, een paarse of purperen kleur. Afgebeeld is een deel van de nu uit ons land bekende soorten)
Met dank aan Silke Bouckenooghe, Sofie D’hondt en Research Group Phycology (Universiteit Gent) voor de hulp met veldwerk en moleculair werk.