Wat is de klimaatbijdrage van natuurontwikkeling?
OBN NatuurkennisIn natuurherstel- en inrichtingsprojecten zijn vaak ingrijpende maatregelen nodig, zoals het aanpassen van de hydrologie, het afgraven van een nutriëntenrijke toplaag of het verwijderen van bosopslag. Daarmee creëren terreinbeheerders de condities waarin het beoogde natuurtype zich beter kan ontwikkelen of kan herstellen. Soms kleinschalig, soms heel ingrijpend, maar als natuurbeheerder weet je waar je het voor doet en weeg je dat af tegen de (tijdelijke) nadelen zoals verstoring.
Maar, zo merken beheerders van Natuurmonumenten, steeds vaker komen er vragen van het publiek over de eventuele klimaatschade van natuurontwikkeling. Het meest zichtbaar zijn de machines die staan te ronken met hun schadelijke uitstoot. Ook het vergraven van veen geeft veel koolstofdioxide-uitstoot (CO2) of zelfs methaanuitstoot (CH4).
Onderzoek klimaatimpact
Om inzicht te krijgen in de netto klimaatimpact van een project en om de klimaatdiscussie met het publiek te kunnen voeren, vroeg Natuurmonumenten in een Raad & Daad-vraag om eens kengetallen op een rij te zetten van de verschillende aspecten die de klimaatimpact bepalen van een herstelproject. Onderzoekers van Onderzoekcentrum B-WARE, Stichting Bargerveen en de Radboud Universiteit zetten op verzoek van OBN Natuurkennis de beschikbare kennis en kengetallen, maar ook kennislacunes, op het vlak van broeikasgasemissies bij natuurherstel- en inrichtingswerkzaamheden op een rijtje.
Kengetallen
In het adviesrapport is de huidige kennis van de effecten van maatregelen op de uitstoot van CO2, CH4 en N2O (lachgas) samengevat en zijn vanuit verschillende bronnen kengetallen verzameld, om zo een indicatie te geven van de impact van veelvoorkomende natuurherstelmaatregelen. De onderzoekers tekenen daar overigens bij aan dat een deel van de kengetallen gebaseerd is op een beperkt aantal metingen of modelberekeningen. Voor enkele natuurtypen en herstelmaatregelen zijn geen gegevens beschikbaar. Dit gaat vooral om de kengetallen die gekoppeld zijn aan de broeikasgasbalans van verschillende natuurtypen. Ondanks deze onzekerheid zijn de kengetallen in dit rapport, gecombineerd met kennis van processen die de emissie van broeikasgassen sturen, geschikt om de ordegrootte van emissies vóór, tijdens en na herstel te kunnen schatten.
Omdat bekend is dat vooral de emissies van CH4 en N2O grote spreiding in ruimte en tijd vertonen en er minder metingen beschikbaar zijn, hebben deze kengetallen een grotere mate van onzekerheid. Voor N2O is zo weinig bekend en zijn de variatie en onzekerheid zodanig groot dat de onderzoekers dit broeikasgas buiten beschouwing hebben gelaten. Ze laten het bij de algemene constatering dat het beëindigen van drainage en bemesting – bijvoorbeeld bij omvorming van landbouw naar natuur – een sterke reductie van N2O-emissie geeft. Verder blijkt dat over sommige systemen veel meer voor dit onderzoek bruikbare kennis is (bijvoorbeeld over veen) dan over andere typen (bossen, heide en schraallanden). De onzekerheid over de CO2-balans is bij deze laatste systemen dan ook groter. Kengetallen van de koolstofimpact van materialen, emissie door machines en afbraak van organisch materiaal zijn meer gestandaardiseerd, omdat ook andere sectoren, zoals de bouw, hier gebruik van maken.
Hoe nu verder?
De onderzoekers adviseren in het rapport om een database te ontwikkelen met daarin gestandaardiseerde kengetallen van broeikasgasemissies vanuit verschillende natuur- en landschapstypen en herstelmaatregelen. Deze database zou een overheidsinstantie up-to-date moeten houden en onafhankelijk moeten laten valideren, en zou enkel moeten bestaan uit getallen uit gepubliceerde studies. Met een dergelijke database kan vervolgens een toegankelijke rekentool ontwikkeld worden waarmee beheerders en beleidsmakers voor verschillende scenario’s meer inzicht krijgen in de broeikasgasemissies. In samenspraak met beheerders zou ook een lijst opgesteld kunnen worden van regelmatig voorkomende werkzaamheden en ingrepen waarvan bekend is dat ze tot een grote verandering in de klimaatvoetafdruk van een (natuur)gebied zullen leiden. In het rapport geven de onderzoekers al een kort voorbeeld van hoe een dergelijke berekening er voor het verwijderen van bos, het afgraven van grond en het vernatten van verdroogde systemen uit zou kunnen zien.
Meer informatie
Tekst: OBN Natuurkennis
Foto: GroeneRuimte
Tabel: OBN Natuurkennis