Vegetatie-indicatie is geen bodemmeting
Het in 2017 gepubliceerde artikel beschrijft een vlakdekkende pH-kaart voor natuurgebieden, die is gebaseerd op geschatte pH-waarden van de bovenste tien centimeter van de bodem op basis van vegetatieopnamen. Het gaat daarbij dus om wat de vegetatie laat zien. Dit is echter iets anders dan een directe meting van de pH in bodem of in bodemvocht. Tussen die pH-waarden kan verschil zitten, omdat de vegetatie bijvoorbeeld kan na-ijlen en dus een vertraagd beeld kan geven van de door plantensoorten geïndiceerde pH.
pH-randvoorwaarden zijn breed gedefinieerd
Het artikel vermeldt dat de pH in minder tien procent van het oppervlak problematisch is. Die uitspraak is gebaseerd op een vergelijking van de geschatte pH op basis van vegetatieopnamen met de randvoorwaarden van de beheertypen, opgesteld in het kader van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). De pH-randvoorwaarden van die beheertypen omvatten echter een vrij grote pH-range. Het is de vraag of die voldoende precies zijn om vast te stellen dat een soort geen probleem heeft als gevolg van de geschatte zuurgraad. Als een vegetatie bijvoorbeeld als randvoorwaarde een pH tussen 4.0 en 5.5 heeft, is doorgaande verzuring in die range geen probleem. Dit wordt het pas als de pH onder de 4.0 zakt, terwijl een groot pH-verschil binnen die range wel degelijk van invloed kan zijn op het voorkomen van de betreffende plantensoort.
Bodem-pH is niet de hele verzuringsproblematiek
De bodem-pH is met name in het zure traject (beneden pH 4.5), waarin de meeste natuurgebieden zich bevinden, een zeer ruwe indicator voor de hele verzuringsproblematiek. Bij een vrijwel vergelijkbare pH kan sprake zijn van grote verschillen in aluminiumtoxiciteit en de hoeveelheid beschikbare basische kationen (uitgedrukt in de basenbezetting). De afname in basenbezetting gaat nog steeds door, met als gevolg daarvan optredende tekorten aan onder andere calcium voor planten en dieren, waaronder huisjesslakken en vogels.
Herhaalde vegetatie en bodemmetingen wijzen op verzuring
Het is ook van belang te realiseren dat het in dit artikel feitelijk alleen gaat over een inschatting van de bodem-pH op basis van de indicatiewaarden door de plantensoorten op dit moment. Dat is iets anders dan verzuring of ontzuring, dat betrekking heeft op het lager of hoger worden van de bodem-pH. Dat kun je alleen vaststellen op basis van herhaalde metingen in de tijd. Dergelijke metingen zijn gedaan en die wijzen wel degelijk op doorgaande verzuring, zoals hieronder aangegeven.
Zo zijn de landelijke trends in plantensoorten in het Landelijk Meetnet Flora gebruikt om trends in bodem pH-waarden te schatten op basis van de indicatiewaarden van die plantensoorten (tab verandering zuurgraad). Deze geeft voor alle gegroepeerde ecosystemen een daling van de geschatte bodem-pH te zien, over de periode 2000-2018 rond de 1,5 procent.
Dit komt overeen met resultaten van De Vries et al. (pdf; 635 KB), die de basenbezetting van zestien eikenbossen die in 1990 was opgenomen in 2015 opnieuw hebben gemeten. Zij constateerden dat ondanks een daling in de zuurdepositie, de gevolgen van verzuring nog steeds doorgaan. De basenbezetting van de bodem is duidelijk lager geworden en de beschikbaarheid van basische kationen als kalium, magnesium en calcium is daardoor verder gedaald. Dit proces kon niet door verwering van moedermateriaal teniet worden gedaan.
Samenvattend
Verzuring van de Nederlandse natuur, in termen van pH-daling en verlies aan basische kationen, gaat nog steeds door. Dat de evaluatie van beheertypen lijkt aan te geven dat het wel meevalt met de zuurgraad, heeft voor een groot deel te maken met een te grote gewenste pH-range zoals aangeven in de randvoorwaarden van de beheertypen. Daarnaast kan de onzekerheid in de geschatte pH een rol spelen.
Tekst: Wieger Wamelink & Wim de Vries
Foto's: Wieger Wamelink