Het Grondelnijntje: een nieuwe visparasiet in onze kustwateren
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
In samenwerking met een Britse wetenschapper en met de hulp van sportduikers hebben Nederlandse biologen een voor de Nederlandse kust nieuw parasitair roeipootkreeftje, het Grondelnijntje, ontdekt. De eerste waarnemingen van dit minuscuul kleine visparasietje dat leeft op de huid van zoutwatergrondels zijn uit de zomer van 2013. Maar pas onlangs bleek dat het het Grondelnijntje betrof: een soort die pas in 1985 voor het eerst door de wetenschap is beschreven.
De eerste waarnemingen van het Grondelnijntje (Taeniacanthus lucipetus) stammen uit de zomer van 2013. Een drietal sportduikers zag toen kleine parasitaire roeipootkreeftjes (copepoden) op Zwarte grondels in de Oosterschelde bij het Goesse Sas en Sint Annaland. Omdat er geen beestjes verzameld konden worden voordat ze in het najaar weer verdwenen, kwam het dat jaar niet tot determinatie van de parasieten. In de zomer van 2014 troffen sportduikers op de Noordzeekust bij Westkapelle en in grote aantallen in het Grevelingenmeer wederom parasitaire roeipootkreeftjes aan, al weer op Zwarte grondels. In het Grevelingenmeer zijn er toen wel dieren verzameld. Met de hulp van de Britse copepodenspecialist Geoff Boxshall bleek dat het om Taeniacanthus lucipetus ging.
De eerste wetenschappelijke beschrijving van deze parasiet is uit 1985. Op de Zuid-Ierse kust werden eerst in een lichtval en daarna ook op diverse grondelsoorten deze roeipootkreeftjes aangetroffen. Sindsdien is deze uitwendige parasiet bekend van onder andere de Bloedlipgrondel, Paganelgrondel, Fries’ grondel en de Zwarte grondel.
De auteurs van het artikel waarin de Nederlandse ontdekking is beschreven stellen voor om deze soort de Nederlandse naam Grondelnijntje te geven. Al langer worden verwante parasitaire roeipootkreeftjes op zeenaaktslakken “Zeenijntjes” genoemd. Andere soorten copepoden zijn bekend van onder andere Waaierkokerwormen, sponzen en diverse zeeanemonen. Het Grondelnijntje wordt slechts 0,6 tot 1 millimeter groot. De vrouwtjes worden ongeveer anderhalf keer zo groot als de mannetjes. Het zijn ook de vrouwtjes die voor sportduikers het meest opvallend zijn. Zij dragen aan het achterlichaam twee eizakjes die als parallelle witte staafjes goed te zien zijn.
Dat het determineren van roeipootkreeftjes specialistenwerk is en uitsluitend met zekerheid kan geschieden met verzamelde dieren en een microscoop blijkt wel uit de karakteristieke kenmerken van het Grondelnijntje: de klauw van de kaakpoot (maxillipede), een van de monddelen van de copepode, is zwak gebogen en heeft aan de basis een haar die ruim twee keer zo lang is als de klauw zelf.
In de zomer van 2014 werden er vooral veel Grondelnijntjes aangetroffen op hele magere Zwarte grondels in het Grevelingenmeer. Vaak waren dat mannetjesgrondels die mogelijk door hun broedzorg eerder in het seizoen veel van hun gewicht hadden verloren. De auteur van dit natuurbericht heeft in de zomer van 2014 echter ook veel kleine Zwarte grondels gezien met parasieten op de huid, die ook opvallend magerder waren dan grondeltjes zonder parasieten. Mogelijk hebben de geïnfecteerde grondels dus last van deze parasieten die zich waarschijnlijk voeden met het slijm op de huid of met weefselvocht van de grondels. De Grondelnijntjes lijken sterk gebonden te zijn aan het zomerseizoen. In het najaar van 2013 en 2014 werden er geen Grondelnijntjes meer aangetroffen. Wij zijn zeer benieuwd of er in de zomer van 2015 nog meer Grondelnijntjes waargenomen gaan worden.
Op zoutwatervissen komen nog veel meer parasitaire roeipootkreeftjes voor. Voor de Westelijke Waddenzee zijn er al 47 soorten copepoden op 52 gastheersoorten aangetroffen.
De Zwarte grondel is in Nederland pas voor het eerst in 1964 in het Veerse Meer waargenomen. Nu komt de soort zeer algemeen voor in de gehele Zeeuwse Delta. De soort is bekend van Midden-Noorwegen, het westelijk deel van de Oostzee, langs de West-Europese kusten tot in Mauritanië; verder ook in de Middellandse en Zwarte Zee. Deze bodemvis wordt tot ongeveer 18 centimeter lang en vier jaar oud. In de paaitijd krijgt het mannetje een karakteristieke zwarte kleur.
Tekst: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Foto’s: Esther Konings; Marco Faasse
Referentie: Faasse, M. en G van Moorsel, 2014. Taeniacanthus lucipetus (Holmes, 1985), een parasitaire copepode op de Zwarte grondel. Het Zeepaard 74(5): 170-176