Vroege vlinders vliegen nog eerder
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op zondag 25 oktober 2009
Bij de vroeg in het jaar vliegende dagvlinders is in 16 jaar een vervroeging van de vliegperiode van circa twaalf dagen opgetreden. Dit blijkt uit de gegevens van het monitoringonderzoek dat wordt uitgevoerd door vrijwilligers van De Vlinderstichting.
In 16 jaar tijd is de vliegperiode van de vroege dagvlinders met circa twaalf dagen vervroegd. Het begin van de vliegperiode wordt bij dagvlinders in sterke mate door de temperatuur bepaald. Dat de vroege soorten eerder in het jaar verschijnen, is waarschijnlijk het gevolg van het warmer worden van het voorjaar. Op meer dan 400 plaatsen in ons land worden vaste routes elke week van april tot en met september onderzocht op de aanwezige dagvlinders. Om het begin van de vliegtijd te bepalen is gekeken naar het moment dat de eerste tien procent van de vlinders in een bepaald jaar is waargenomen. Hierbij zijn de soorten die als vlinder hebben overwinterd, dagpauwoog, kleine vos, citroenvlinder (foto rechts) en gehakkelde aurelia, niet meegenomen. Deze worden gewoonlijk al ver voor 1 april gezien omdat ze direct reageren als het een keer een zonnige dag is. Dat is in sommige jaren al in januari of februari.
Van de twintig vroege soorten, die het meest als pop overwinteren, is het begin van de vliegtijd over die zestien jaar vergeleken. Poppen die overwinteren zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van een temperatuursom. Eén mooie warme dag is niet voldoende om ze als vlinder tevoorschijn te doen komen, maar ze hebben langere perioden van hogere temperaturen en zon nodig. In 1996 en 1992 (het begin van het Meetnet dagvlinders) waren de vlinders laat. In 1996 werd pas op 14 mei de tien procent gehaald, in 1992 was dat op 12 mei. Vroege jaren waren recentelijk 2003 (26 april) en 2007, toen de tien procent zelfs al op 23 april was bereikt. Niet alle vlinders reageren even sterk. De kleine parelmoervlinder (foto links) en het groentje zijn sterk vervroegd, boomblauwtje en bont zandoogje veel minder. Voor de kleine parelmoervlinder begon de vliegtijd in 1992 op 2 juni en in 1995 zelfs pas op 13 juni, terwijl in het vroegste jaar (2003) op 3 mei al tien procent van de vlinders was gezien.
Het Landelijk Meetnet Vlinders is een samenwerkingsproject van De Vlinderstichting en het CBS, in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), in opdracht van het Ministerie van LNV (Gegevensautoriteit Natuur).
Meer informatie en de technische achtergronden van de grafiek vindt u op de site van het Natuur- en Milieucompendium.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting