Verkenningsgedrag: de ene ruige dwergvleermuis is de andere niet
Wageningen University & Research, ZoogdierverenigingDe beslissingen die dieren maken wordt sterk beïnvloed door de informatie die ze hebben over hun omgeving. Hoe hoger de kwaliteit van de informatie, des te betere beslissingen ze kunnen maken. Een situatie waarin dit zeker relevant en zelfs levensreddend kan zijn, is wanneer dieren in een geheel onbekende omgeving terechtkomen. Dit kan op kleine schaal, bijvoorbeeld bij het in gebruik nemen van een nieuw nest of slaapplaats, maar ook op grote schaal zoals bij migrerende dieren en jonge dieren die voor het eerst het leefgebied van hun ouders verlaten om een eigen plek te vinden. Op basis van de informatie die de dieren verzamelen tijdens hun verkenning, maken ze een inschatting over de kwaliteit van de omgeving en de aanwezigheid van gevaar. Hier passen ze dan vervolgens vaak hun gedrag op aan. Bijvoorbeeld door extra waakzaam te zijn, de omgeving snel te verlaten of juist vaker terug te komen.
Bij veel soorten dieren, bijvoorbeeld koolmezen, stekelbaarzen en eekhoorns, zien we individuele verschillen in hoe een onbekende omgeving verkend wordt. Sommige individuen bewegen zich in korte tijd door een groot deel van de omgeving, terwijl andere dit veel langzamer en, naar wat het lijkt, doordachter doen. Als je dezelfde dieren nogmaals test, zie je vaak dat de snelle verkenners wederom sneller zijn dan de voorzichtige verkenners. De bewegingen die een dier tijdens het verkennen maakt zijn relatief makkelijk te meten, maar hoe meet je de informatie die een dier op dat moment verzamelt? Is een snelle verkenner als een kip zonder kop door de nieuwe omgeving aan het bewegen of verzamelt hij/zij tegelijkertijd ook veel informatie? Dit zijn we verder gaan onderzoeken.
Waarom vleermuizen?
Vogels verzamelen informatie voornamelijk via zicht, een passief zintuiglijk systeem. Maar er zijn ook dieren die een actief systeem gebruiken om de omgeving waar te nemen. Misschien wel het bekendste voorbeeld hiervan is de vleermuis. Vleermuizen gebruiken echolocatie en moeten daarbij actief besluiten hoeveel geluiden ze uitzenden om nieuwe informatie over hun omgeving te verkrijgen. Deze ultrasone geluiden zijn tegenwoordig relatief makkelijk op te nemen en te analyseren. Dit biedt een unieke kans om te onderzoeken of vleermuizen die tijdens een verkenning van een onbekende omgeving ruimtelijk veel bewegen ook veel informatie verzamelen over hoe deze omgeving precies in elkaar zit (en of er bijvoorbeeld gevaar aanwezig is).
Een flink aantal soorten vleermuizen, zoals de rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis rust en slaapt in kleine ruimtes, zoals boomholtes, muren en vleermuiskasten. Dezelfde individuen maken daarbij gebruik van meerdere slaaplocaties. Ze wisselen dus binnen eenzelfde gebied vaak van slaapplaats, maar moeten ook regelmatig nieuwe potentiële slaapplekken verkennen als ze onderweg zijn tijdens migratie, of wanneer de bomen waar ze voorheen in sliepen gekapt zijn.
Hoe meet je verkenningsgedrag in een vleermuis?
Verkenningsgedrag van vleermuizen in een onbekende omgeving was nog maar nauwelijks onderzocht en dus moesten we de arena voor de verkenningstest grotendeels zelf ontwikkelen. Belangrijke voorwaardes aan deze testarena waren dat (1) hij gemakkelijk mee het veld in kon, (2) de situatie biologisch relevant was voor de diersoort en (3) dat er echt wat te ontdekken viel voor de vleermuis zodat we de aanwezige variatie in verkenning goed konden meten. We kwamen toen uit op een soort doolhof voor boombewonende vleermuizen (figuur 1).
Dit doolhof bootste, in abstracte zin, een potentiële nieuwe slaapplaats na. Het van schuim gemaakte doolhof bestond uit negen afzonderlijke kamers die toegankelijk waren via kleine poorten op de bovenste helft van de kamermuren. Oorspronkelijk hadden we deze poorten in de onderste helft gemaakt, maar we kwamen er al snel achter dat de vleermuizen moeite hadden deze te vinden. Toen we de poorten omdraaiden, ging het meteen een stuk makkelijker. De vloer van het doolhof was bedekt met een rubberen mat om de vleermuis een goede textuur te geven om te kruipen, een veel voorkomend gedrag in boombewonende vleermuizen. Insectengaas bedekte het doolhof aan de bovenkant en gaf daarmee een extra klimmogelijkheid. Dit doolhof plaatsten we in een grotere doos met een doorzichtig deksel (figuur 2), zodat we de bewegingen van de vleermuizen konden filmen met een nachtzichtcamera.
Een startbuis was aan het doolhof bevestigd, maar geblokkeerd door een kleine houten barrière die we aan het begin van de test verwijderden. De vleermuizen konden dus zelf beslissen of ze de onbekende omgeving wilden ontdekken of in de startbuis wilden blijven. De testarena was horizontaal georiënteerd om verkenningsbewegingen in alle richtingen te stimuleren.
De ruige dwergvleermuizen werden tijdens de trek gevangen met behulp van een Helgoland-trechterval in het Ornithologisch Onderzoekscentrum van Pape aan de Baltische kust in Letland (figuur 3). De tests vonden plaats vlak na zonsondergang, wanneer vleermuizen van nature actief zijn. Aan het begin van de test werd een vleermuis in de startbuis geplaatst, en na een korte rustperiode werd de verticale barrière verwijderd zodat de vleermuis het onbekende doolhof in kon gaan. Als een vleermuis na drie minuten niet het doolhof inging was dit het einde van de test (ongeveer twintig procent van de testen). Wanneer vleermuizen wél het doolhof ingingen, kregen ze twee minuten de tijd om de onbekende omgeving te verkennen. Twee minuten bleek voor de vleermuis voldoende te zijn om het hele doolhof te verkennen zonder er uitgekeken op te raken (we onderzoeken immers verkenningsgedrag). Met een nachtzichtcamera en een microfoon aangesloten op een ultrasound-opnameapparaat namen we de ruimtelijke en akoestische gedragingen op. Elke vleermuis werd twee nachten getest om te evalueren of de verschillen in verkenningsgedrag tussen de individuen consistent was.
Verschil in echolocatie
Individuele vleermuizen verschilden consistent van elkaar in het aantal ultrasone geluiden dat ze uitzonden en in het aantal kamers dat ze bezochten tijdens hun verkenning. Des te meer kamers een vleermuis bezocht, des te meer ultrasone geluiden het dier uitzond. Er was dus een positieve relatie tussen het akoestische (zintuiglijke) gedrag en het ruimtelijke gedrag. Maar individuen varieerden ook van elkaar door meer of minder geluiden uit te zenden voor hetzelfde aantal bezochte kamers (figuur 4).
We hebben daarom getest of dit ‘onder-’ of ‘over-waarnemen’ via echolocatie - dit noemen we we akoestische verkenning - ook consistent verschilde tussen individuen. Dit was inderdaad het geval. Hoeveel een dier akoestisch verkende, onafhankelijk van het aantal kamers, was typisch per individu. Interessant was dat dieren die meer akoestisch verkenningsgedrag lieten zien, ook vaker in kamers gluurden zonder er in te gaan en relatief meer ultrasone geluiden produceerden terwijl ze uit de startbuis kwamen.
Het gedrag van deze vleermuizen doet denken aan hoe mensen kunnen verschillen wanneer ze een museum bezoeken. Terwijl sommige mensen bijna elk schilderij in het museum aandachtig bekijken, racen anderen er doorheen en bekijken alleen de hoogtepunten. Vleermuizen zijn hierin niet zo anders dan wij mensen.
Mogelijk vervolgonderzoek
Dit is één van de weinige onderzoeken naar verkenningsgedrag bij vleermuizen en daarbij het eerste onderzoek dat laat zien dat individuele dieren consistent kunnen verschillen in hoeveel zintuiglijke informatie ze verzamelen, gecorrigeerd voor ruimtelijke activiteit, tijdens het verkennen van een nieuwe omgeving. Dit onderzoek heeft kennisvergaring als hoofddoel en daarom geen directe toepassingsmogelijkheden. Maar wanneer vervolgonderzoek laat zien dat variatie in verkenningsgedrag consistent samenhangt met bepaalde individuele kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd) of seizoenen, kunnen deze factoren als indicatoren dienen om aan te geven wanneer en welke vleermuizen vatbaarder zijn voor omgevingsveranderingen, omdat ze deze mogelijk minder snel opmerken.
Deze resultaten roepen veel nieuwe vragen op. Zijn ruige dwergvleermuizen uniek in deze gedragspatronen of zien we dit ook in andere vleermuissoorten? Merken individuen die meer akoestische verkenning laten zien, veranderingen in de omgeving eerder op? En zou een snel veranderende omgeving kunnen leiden tot selectie van grondige verkenners? We hebben onze test zo ontwikkeld dat hij relatief makkelijk te gebruiken is in het veld en we hopen dan ook dat andere onderzoekers de test overnemen. Er is in ieder geval al één andere onderzoeksgroep in Duitsland die dezelfde opstelling gebruikt om het verkenningsgedrag van verschillende boombewonende vleermuissoorten in kaart te brengen. Ook zijn we zelf nog bezig met onderzoeken of (akoestisch) verkenningsgedrag verschilt tussen rosse vleermuizen die over lange afstanden migreren, en individuen die juist nauwelijks migreren. We hopen dus snel meer te kunnen vertellen over het gedrag van deze fascinerende groep zoogdieren.
Zoogdier
Dit artikel is ter beschikking gesteld door de redactie van Zoogdier. Zoogdier is het populairwetenschappelijk kwartaalblad van de Zoogdiervereniging en Natuurpunt. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen Zoogdier automatisch thuisgestuurd. Leden van Natuurpunt kunnen korting krijgen op een abonnement op Zoogdier.
In Zoogdier worden artikelen gepubliceerd over zoogdieronderzoek en -bescherming van soorten die in Nederland en Vlaanderen (kunnen) voorkomen. Daarnaast ook over activiteiten die worden ondernomen door werkgroepen van de Zoogdiervereniging (Nederland) en Natuurpunt (Vlaanderen).
Tekst: Lysanne Snijders, Wageningen University & Research
Leadfoto: Jan Buys
Overige figuren: Rebecca Scheibke; Lysanne Snijders