Scholeksters extreem vroeg terug in binnenlandse broedgebieden
Bericht uitgegeven door Altenburg en Wymenga ecologisch onderzoek [land] op [publicatiedatum]
Scholeksters die op het wad overwinteren en in het voorjaar terugkeren in hun broedgebieden rond Surhuisterveen deden dat dit jaar extreem vroeg. En ze hebben de opvallende gewoonte bij donker terug te keren. Dat constateert Ernst Oosterveld van Altenburg en Wymenga.
De Noord-Nederlandse Scholeksters overwinteren in het Waddengebied. Het Waddengebied is ook een belangrijk broedgebied, maar tweederde van de landelijke populatie broedt in het binnenland. Eind februari/begin maart zoeken ze hun binnenlandse broedgebieden weer op.
Vroegst
"Het moment van terugkeer was dit jaar het vroegste in twintig jaar: op 19 februari om 20.00 uur vlogen de eerste Scholeksters luid roepend over Harkema, een dorpje vlakbij Surhuisterveen. De verklaring ligt voor de hand: de winter van 2013/2014 was volgens het KNMI de op één na warmste in 300 jaar. En als de omstandigheden ernaar zijn, kun je als broedvogel maar het beste zo vroeg mogelijk in de broedgebieden zijn, om het beste plekje in te nemen. Dat is er vermoedelijk aan de hand. Zo is er een sterk verband tussen de jaarlijkse temperatuursom tot 1 maart (= de som van alle gemiddelde etmaaltemperaturen boven nul) over de periode 1993-2014 en het tijdstip van aankomst: hoe warmer de eerste twee maanden van het jaar verlopen, hoe eerder de Scholeksters terug zijn bij Surhuisterveen." Dit verband staat in onderstaande figuur.
In de statistische test bleek dat de kans kleiner is dan een duizendste (p < 0.001 in de grafiek) dat het verband bij toeval zou ontstaan. In de wetenschap geldt de afspraak dat iets 'waar' is als de kans dat het bij toeval ontstaat, kleiner is dan 5% (p < 0.05). Dit heet statistisch significant. Dus in dit geval is het verband statistisch significant en dus 'waar'.
"Zou de zeer vroege terugkeer iets met opwarming van het klimaat te maken hebben? Hierboven zagen we dat er in ieder geval een verband is tussen tijdstip van terugkeer en de temperaturen in de eerste maanden van het jaar. Maar is daarbij sprake van vervroeging? Als dat zo is, dan zou dat in mijn waarnemingen terug te zien moeten zijn. Klopt het, dat de Scholeksters in die twintig jaar steeds vroeger in de binnenlanden terugkeren? In onderstaande grafiek heb ik de eerste waarnemingsdata over de periode 1993-2014 uitgezet. Dan blijkt dat er wel een neiging bestaat tot vervroeging (de lineaire trendlijn loopt naar beneden), maar dat die trend statistisch niet significant is: p=0.34 in de figuur. P is behoorlijk groter dan 0.05 en dat betekent, dat de trendlijn niet afwijkt van een horizontale lijn. En een horizontale lijn betekent dat de vogels over de jaren steeds rond dezelfde datum binnenkomen. In de onderstaande figuur is de grote variatie over de hele periode te zien. In 1997 en 2007 was de eerste Scholekster bijna net zo vroeg als in 2014, rond 20 februari. In 1996 was de eerste vogel juist heel laat, op 19 maart, ongeveer net als in 2006. Dat neemt niet weg dat de aankomst dit voorjaar vroeger was dan ooit en wie weet wordt de trend binnenkort wel significant."
In het donker
Gedurende twintig jaar viel het Oosterveld steeds weer op: “De eerste voorjaarswaarneming van de Scholekster in de Gronings-Friese binnenlanden is altijd in het donker, 's avonds laat als ik van een vergadering terugfiets of gewoon als ik thuis ben of in bed lig. De luide contactroep draagt ver en dringt moeiteloos door tot in de huiskamer. Als je tenminste niet te rumoerig woont, zoals ik. In een onbedwingbare neiging tot registreren heb ik sinds 1993 al die eerste waarnemingen in vogeldagboeken bijgehouden vanuit de directe omgeving van Surhuisterveen, op de grens van Groningen en Friesland. Surhuisterveen ligt hemelsbreed 25 kilometer van de Waddenzee. Wat het is met het nachtelijk arriveren dat het daglicht niet kan velen, weet ik niet. Maar het is wel een opvallende gewoonte.”
Sozen
De Scholeksters verzamelen zich in het vroege voorjaar binnenlands in groepen, vaak aan een of andere waterkant, de zogenaamde sozen. De sozen bestaan zowel uit broedvogels als uit niet-broedvogels. De broedvogels bezetten vanuit de soos hun broedgebied, niet-broedvogels bevolken gedurende het hele broedseizoen de soos. Ze wachten hun tijd af als een geschikte broedplek vrijvalt.
In de winter op het Wad
“Dat de Scholeksters rond Surhuisterveen overwinteren op het wad, weet ik van geringde vogels die ik de afgelopen jaren waarnam rond Surhuisterveen. De ringcode voer ik in op de website www.wadertrack.nl en de levensloop van die vogels kan ik aflezen op de website. Ik heb waarnemingen van twee vogels uit een soos bij Surhuisterveen en van vier die de laatste jaren iets noordelijk van Surhuisterveen broeden, in de graslanden langs de Lauwers. Alle vogels blijken de winter door te brengen in de Waddenzee, op Schiermonnikoog, Ameland en op de Friese vastelandkwelders bij Wierum. De oudste is meer dan 15 jaar oud. Die is geringd op de kwelder bij Wierum en broedt al een aantal jaren langs de Lauwers, vijf kilometer noordelijk van Surhuisterveen.”
Tekst en figuren: Ernst Oosterveld, Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek
Foto: Piet Munsterman, Saxifraga