De hele winter zijn er vlinders
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Hoewel de meeste vlinders nu als ei, rups, pop of vlinder in overwintering zijn, zijn er ook die actief blijven zolang het niet al te hard vriest. Zwartvlekwinteruil en wachtervlinder zijn er twee van.
Deze twee uilen zijn grote, opvallende en goed te herkennen soorten, die verspreid over het land voorkomen. Ze zijn ook in steden en dorpen en in de tuin aan te treffen. Op niet al te koude nachten kunt u ze vinden op nog bloeiende klimop, of u kunt ze aanlokken met licht of stroop.
De wachtervlinder (Eupsilia transversa) is een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt. Hij komt voor in loofbossen, struwelen, parken en tuinen. De rups is ook niet erg kritisch en leeft van allerlei loofbomen en struiken, waaronder eik, sleedoorn, meidoorn, iep en spaanse aak. Ze vliegen van begin september tot half november en na de overwintering van half januari tot half mei in één generatie. Maar ook midden in de winter in december en januari, tijdens milde winternachten, zijn de vlinders actief. Wachtervlinders zijn te vinden op felle lichtbronnen, maar zijn vooral gek op zoetigheid. Op de smeer die door vlinderaars op bomen wordt gesmeerd, zitten ze regelmatig, maar ook zoetigheid uit bloemen wordt gewaardeerd. Zo zijn ze nu nog te vinden op klimop, een van de weinige bloeiende planten zo laat in het jaar. Ook op bessen of rottend fruit zijn ze te vinden.
Een andere nachtvlinder die de komende weken regelmatig is te vinden, is de zwartvlekwinteruil (Conistra rubiginosa). Deze staat nog te boek in vlindernet als een niet zo gewone soort, maar hij breidt zich de laatste jaren sterk uit en kan inmiddels als algemene soort gezien worden. Ook in het noorden van het land komt hij steeds meer voor. Het is een soort van loofbossen, bospaden, open plekken in het bos, houtwallen, verwilderde tuinen en boomgaarden. Ook in het stedelijk gebied is hij volop aanwezig. Ook van zwartvlekwinteruil is de rups weinig kieskeurig. Hij lust onder andere diverse loofbomen en struiken, waaronder sleedoorn, sering, appel en roos. De oudere rupsen eten ook van diverse kruidachtige planten. Oktober tot eind april in één generatie; als de temperatuur voldoende hoog is, blijven de vlinders de hele winter actief. De vlinders komen matig op licht af, maar goed op smeer; ze bezoeken bloemen en fruit en worden ook aangetrokken door sap van bloedende bomen. Soms worden vlinders rustend tussen opgestapelde oude dakpannen of houtblokken aangetroffen.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting