De invloed van kleurfasen bij de Buizerd
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Buizerd, met glans dé soort waarmee het hoogst aantal vogelkijkers de mist in gaat. Nochtans een algemene roofvogel in Vlaanderen. Maar het verenkleed van Buizerds is heel variërend: je hebt ze in licht, intermediair en donker gekleurde vorm. Geen verschillende soorten of ondersoorten maar genetische kleurvariaties die niet geografisch gebonden zijn. Er wordt al langer vanuit gegaan dat kleurfasen een belangrijke plaats innemen in een vogelleven, maar recent onderzoek bevestigde dat nu.
Er zijn wel meer vogelsoorten die verschillende kleurfasen hebben. Genetisch polymorfisme noemen we het met een 'propere' naam. Het komt voor bij 334 vogelsoorten uit 53 verschillende families. Bij de ene uiteraard al meer en opvallender dan bij de andere. Het bekendste voorbeeld uit onze eigen avifauna is de Buizerd Buteo buteo. Zijn Franse naam 'Buse variable' is op dat vlak dan ook veel sprekender.
Er was al eerder duidelijk dat kleurvariatie de territoriumkeuze en de aanwezigheid van parasieten beïnvloedt. Recent toonden onderzoekers van de Universiteit van Cambridge echter ook de invloed van kleurvariatie op het vlak van gedrag en reproductie aan. Zo zal de kleurfase van een individu de partnerkeuze beïnvloeden en zelfs de competitieve status bepalen. Een beetje vergelijkbaar met de al langer bekende pikorde bij bv. Kemphanen Philomachus pugnax, die te linken is aan de kleur van hun halskraag.
Bij de Buizerd blijken vooral vogels van de intermediaire fase - de meest ‘typische’ vorm - de beste territoria te bezetten, die zich het verst van menselijke verstoring bevinden. Dat heeft tot gevolg dat ze garant staan voor de hoogste levensreproductie, vergeleken met donkere of lichte Buizerds. Het vermoeden dat zij ook het meest agressief uit de hoek zouden komen en zo hun broedsel meer kansen bieden, klopt echter niet. Om dat te onderzoeken, besteedden de wetenschappers gedurende een 18 jaar durende studie aandacht aan de mate van agressie tegenover andere predatoren (die naast de reproductie ook de eigen overlevingskansen bedreigen) en aan competitief gedrag ten overstaan van concurrerende soortgenoten (wat uitsluitend de voortplanting beïnvloedt), en dit bij elk van de drie kleurfasen.
Uit het onderzoek bleek dat de mannetjes van de lichte fase het meest agressief uit de hoek komen tegen andere predatoren, gevolgd door intermediaire en donkere mannetjes, maar de verschillen tussen die twee laatste zijn eerder klein. Bij vrouwtjes is dat patroon net omgekeerd, daar spannen de donkere vrouwtjes de kroon. Mannetjes zijn doorgaans agressiever dan vrouwtjes, wat enigszins binnen de verwachtingen ligt want vrouwtjes leggen zich volledig toe op het grootbrengen van de jongen. Toch zullen vrouwtjes van een donker paar zich dus vaak agressiever moeten opstellen, wellicht een enigszins afgedwongen ingreep gezien de gematigde reactie van de donkere mannetjes.
Bij de verdediging tegen concurrerende soortgenoten waren de verschillen kleiner en complexer. De belangrijkste bevinding hier was dat de confrontaties het hevigst zijn wanneer de indringer tot dezelfde kleurfase behoort dan de verdediger, mogelijk omdat die als 'de meest gelijke' wordt beschouwd. Dat is zo bij twee van de drie fasen. De competitiviteit varieert in ieder geval meer tussen de fasen onderling, dan individueel binnen één fase.
In een andere studie namen onderzoekers van de Universiteit van Noord-Texas de Giervalk Falco rusticolus onder de loep. Ondanks het feit dat de kleurfasen bij deze soort veel meer geografisch gebonden zijn, komen in West-Groenland drie verschillende kleurfasen voor. Hier blijkt dat witte mannetjes gemiddeld vroeger broeden dan grijze, maar dat geldt niet voor vrouwtjes. Bij broedparen van dezelfde fase was de constante dat witte paartjes het vroegst broeden en het hoogste aantal jongen voortbracht en grijze het laatst met het minst aantal jongen. De intermediaire 'zilveren' Giervalken liggen daar netjes tussenin.
De genetische variatie die aan de basis ligt van het polymorfisme, heeft dus nog veel grotere gevolgen dan tot nu toe werd gedacht. De verschillen uiten zich in gedrag, reproductie, territoriumkeuze en (in het geval van Buizerd) aantrekkingskracht op parasieten, ondanks het feit dat de verschillende kleurfasen tot dezelfde soort behoren en in dezelfde streek voorkomen.
Bron:
• Boerner M. a O. Krüger, 2009. Agression and fitness differences between plumage morphs in the comon buzzard (Buteo buteo). Behavioral Ecology 20(1), 180 -185.
• Johnson J. A. & K. K. Burnham, 2013. Timing of breeding and offspring number covary with plumage colour among Gyrfalcons Falco rusticolus. Ibis 155: 177-188.
Tekst: Gerald Driessens
Foto's: Dieder Plu en Raymond De Smet