Het korhoen: het gevaar van inteelt in een kleine populatie
Bericht uitgegeven door Animal Ecology Team, Alterra - Wageningen UR [land] op [publicatiedatum]
Verschillende wilde diersoorten komen in ons land nog slechts op een paar plekken in kleine aantallen voor. In zulke kleine populaties dreigt een sluimerend gevaar. Inteelt en verlies van genetische variatie kunnen leiden tot minder vitale dieren, en kunnen daarmee uiteindelijk de nekslag vormen voor een al bedreigde populatie. Recent genetisch onderzoek van Alterra - Wageningen UR aan het korhoen illustreert hoe dit probleem zich kan ontwikkelen.
De laatste wilde Nederlandse korhoenpopulatie op de Sallandse Heuvelrug heeft het zwaar. Sinds begin jaren ’90 is ze volledig geïsoleerd geraakt en zijn de aantallen hanen en hennen steeds verder teruggelopen. De afgelopen jaren hebben verschillende instituten onderzoek gedaan naar de oorzaken; Alterra - Wageningen UR vatte de resultaten samen in een eindrapport: zie Jansman et al. 2014. Daaruit blijkt dat een complex van factoren, waaronder verzuring, klimaatverandering, predatie en verstoring, hebben geleid tot een kwalitatief slechter leefgebied. Tegelijk trad in de kleine populatie die overbleef genetische verarming op en nam de verwantschap sterk toe. Een nieuw rapport (De Groot et al. 2015) bespreekt in meer detail hoe dit effect kan ontstaan, en hoe dit kan hebben bijgedragen aan twee belangrijke problemen die de populatie de afgelopen jaren: het instorten van het broedsucces en een lage kuikenoverleving.
In de wetenschappelijke literatuur zijn de mogelijke effecten van een kleine populatiegrootte op de overlevingskans van kleine populaties uitgebreid beschreven. Hoe minder dieren, hoe groter de kans dat door toevallige processen genetische variatie verloren gaat. Dat is zorgelijk, omdat die variatie ook de kans vergroot dat bij veranderingen in bijvoorbeeld het klimaat of leefgebied tenminste enkele dieren weten te overleven. Daarnaast zijn nieuwe nakomelingen steeds sterker aan elkaar verwant, omdat de overgebleven dieren alleen met elkaar kunnen paren. Ook dat is zorgelijk, omdat daarmee de kans groter wordt dat een individu van beide ouders dezelfde variant van een gen erft. Op die manier worden schadelijke mutaties niet langer onderdrukt door een andere genvariant, wat tot allerlei afwijkingen kan leiden. Soms worden dieren daardoor zwakker, maar bij sterke inteelt legt vaak het embryo al het loodje. Bij vogels vertaalt dat zich in een verminderde uitkomst van eieren. Uiteindelijk kan dit alles leiden tot een fenomeen dat bekend staat als de uitsterfspiraal: de sterfte neemt toe en de reproductie af, waardoor een kleine populatie nog kleiner wordt en de inteelt nog verder toeneemt.
Onze onderzoeksresultaten voor het Sallands korhoen zijn hiervan een schoolvoorbeeld. In de onderstaande grafiek is te zien hoe de gemiddelde genetische variatie onder de Nederlandse korhoenders door de tijd heen afnam. Bij een eerder onderzoek in 2003 was deze variatie al laag, maar in het najaar van 2013 was de variatie onder de Nederlandse korhoenders gedaald tot gemiddeld 1.8 allel per onderzocht DNA-fragment. Dat is extreem weinig, zelfs vergeleken met andere Europese korhoenpopulaties die in kritieke toestand verkeren.
Deze variatieschattingen worden standaard gedaan op basis van DNA-fragmenten die zich verspreid over het genoom bevinden, en niet voor specifieke genen coderen. Maar, in ons huidige onderzoek keken we daarnaast ook naar de variatie op twee genen die direct betrokken zijn een goed functionerend immuunsysteem. Op basis van DNA uit eischalen en doodgevonden kuikens konden we laten zien dat de variatie op deze essentiële genen veel lager was bij de recente (mislukte) broedpogingen dan voor broedpogingen in het verleden.
Onze resultaten maken zichtbaar dat de populatieafname van de Sallandse korhoenders in de afgelopen jaren resulteerde in een zodanig hoge inteelt onder nieuwe nakomelingen, dat dit zeer waarschijnlijk een negatieve invloed heeft gehad op de vitaliteit. De vermindering van de kuikenoverleving en het afgenomen percentage uitgekomen eieren zijn daarvoor illustratief.
Al met al kunnen we concluderen dat de populatie geen kans had gemaakt als niet was overgegaan tot het inbrengen van vers bloed via bijplaatsing. In 2012 en 2013 zijn Zweedse korhoenders bijgeplaatst, waardoor de genetische variatie momenteel weer even terug is op het niveau van ongeveer tien jaar geleden. Nog slechts een klein deel van die variatie is afkomstig van de oorspronkelijke populatie. Of dat deel behouden blijft hangt af van de mate waarin Zweedse en Nederlandse dieren succesvol een nest jongen kunnen grootbrengen. En zelfs in het geval dat dit lukt is de populatie niet uit de gevarenzone. Nog altijd is de populatie kritiek klein, waardoor de genetische verarming en inteelt doorgaan en ook andere toevallige gebeurtenissen de populatie in korte tijd de das om kunnen doen. Achteraf kunnen we stellen dat de populatie wellicht meer kans had gemaakt als al in een eerder stadium was overgegaan tot bijplaatsing. Redding lijkt nu alleen nog mogelijk mits een omvangrijk pakket maatregelen wordt uitgevoerd, die staan beschreven in Jansman et al. 2014.
Meer informatie over het genetisch onderzoek aan het Sallands korhoen is beschikbaar in Alterra rapport 2599 (De Groot et al. 2015, Inteelt onder Sallandse korhoenders – De genetische gevolgen van een kleine populatieomvang).
Tekst: Arjen de Groot en Hugh Jansman, Animal Ecology Team, Alterra - Wageningen UR
Grafiek: Arjen de Groot
Foto: Hugh Jansman