Waarom zeldzame plantensoorten zeldzaam zijn
Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]
Plantensoorten groeien niet zomaar overal, de ene soort is heel algemeen en komt op veel plekken voor, de andere soort is juist zeldzaam en groeit alleen op heel speciale plekken. Hoe komt dat? Welke mechanismen zitten daar achter? Ofwel: waarom zijn zeldzame plantensoorten eigenlijk zeldzaam?
Uit metingen blijkt dat zeldzame plantensoorten veel kieskeuriger zijn dan algemene plantensoorten. Zeldzame plantensoorten komen bijna alleen maar voor op plekken waar weinig nitraat in de bodem zit, terwijl algemene plantensoorten weinig voorkeur hebben en dus ook bij hogere nitraatconcentraties voorkomen. De algemene plantensoorten verdringen de zeldzame plantensoorten. Bijvoorbeeld het zeldzame valkruid. Het groeit alleen onder nitraat- en fosfaatarme omstandigheden, terwijl de algemene gladde witbol ook onder nitraat- en fosfaatrijke omstandigheden kan groeien. Het zijn dus vooral de voorkeuren van plantensoorten voor bepaalde bodemkenmerken die bepalen of een plant zeldzaam is of niet. De verschillen in voorkeur zijn vooral groot voor nitraat, fosfaat, fosfor, natrium en chloor in de bodem en de zuurgraad.
Een deel van de bodemkenmerken heeft direct te maken met actuele problemen die in veel natuurgebieden spelen, zoals een hoge stikstofdepositie, verdroging, de fosfaatproblematiek en verzuring. Het inzicht dat uit dit onderzoek naar voren is gekomen is dan ook belangrijk voor natuurbeheer, met name voor het behoud van zeldzame plantensoorten. Natuurbeheerders kunnen nu bodemmonsters nemen en aan de hand daarvan bepalen of er iets mis is met de bodem in relatie tot de plantensoorten die in dat gebied van nature zouden kunnen voorkomen. Er kunnen dan maatregelen worden genomen om de bodemomstandigheden te verbeteren, bijvoorbeeld vaker maaien, verhogen van de grondwaterstand of plaggen. Door zo de omstandigheden te manipuleren kunnen zeldzame soorten weer een kans krijgen.
Voor het onderzoek is een database opgezet met meer dan 10.000 vegetatiewaarnemingen (opnamen) met daarbij gemeten bodemomstandigheden. In totaal zijn enkele tientallen bodemomstandigheden onderzocht: drie over de grondwaterstand (voorjaars-, laagste en hoogste grondwaterstand), vochtgehalte, zuurgraad van de bodem (pH, op twee manieren gemeten), zoutgehalte van de bodem, koolstof- en stikstofgehalte en de verhouding daartussen, het kalium-, calcium-, natrium-, ammonium-, nitraat- en fosfaatgehalte, het totale fosforgehalte (op twee manieren), het organische stofgehalte en het elektrisch geleidend vermogen. De belangrijkste elementen in de bodem die het voorkomen van plantensoorten bepalen zijn daarmee aanwezig, met uitzondering van de (zware) metalen. In totaal hebben we zo voor 973 plantensoorten kunnen bepalen onder welke omstandigheden ze voorkomen. Daaronder waren 190 zeldzame soorten (soorten die voorkomen op de rode lijst van bedreigde plantensoorten).
Tekst en foto’s: Wieger Wamelink, Alterra Wageningen UR