Is het warm in februari, zit de Oorkwal in de penarie
Bericht uitgegeven door de Strandwerkgroep België [land] op [publicatiedatum]
Oorkwallen. Voor de strandgangers zijn ze een vaste zomerse verschijning. Zomers zonder zijn zeldzaam. Hoewel: in 1994, 1995, 2000 en 2002 waren ze er niet. Bijna kon 2012 dit lijstje aanvullen, maar daar brengt de koudegolf verandering in. Oorkwallen gegarandeerd deze zomer, dankzij de winterprik.
Aan onze kust komen verschillende kwallensoorten voor, elk met hun eigen piekperiode. Oorkwallen (Aurelia aurita) kan je vooral van mei tot augustus aantreffen. Vaak wordt hun aanwezigheid verklaard door het warme weer, wat een absolute misvatting is. Ze worden in hoofdzaak in de zomer waargenomen, dat wel, omdat ze dan groot zijn en omdat er dan veel volk over de Belgische stranden struint. Heel veel volk. Maar de Oorkwallen worden nu, putje winter, geboren. Tenminste, als het water koud genoeg is.
Oorkwallen zijn herkenbaar aan de vier oorvormige voortplantingsorganen. Ze zijn een voortplantingsstadium van een poliepsoort, net zoals een bloem een voortplantingsstadium is van een plant. De poliep is dus altijd aanwezig maar de kwallen worden pas 'gemaakt' bij bepaalde temperatuuromstandigheden. Hun taak? De soort verspreiden in de omgeving. De poliep lijkt op een klein wit trechtertje met relatief lange tentakels. Hij leeft in groepen op harde voorwerpen in havens, riviermondingen, brakke binnenwateren en fjorden. In België werd die poliep al waargenomen in het Boudewijnkanaal en in de jachthaven van Zeebrugge, maar vermoedelijk is hij ook aanwezig in de havens van Oostende, Blankenberge en Nieuwpoort. De poliep kan zich ongeslachtelijk vermenigvuldigen door zich te splitsen of knopjes te vormen waaruit weer nieuwe poliepen ontstaan. Wanneer de watertemperatuur onder 6 °C daalt, verdwijnen zijn tentakels en begint hij zich in te snoeren. Dit insnoeringsproces wordt in vakjargon aangeduid met de term 'strobulatie'. Er ontstaan dan een tiental schijfjes die door een wespentaille van elkaar gescheiden zijn. Uiteindelijk laat elk schijfje los en zwemt het als een kwalletje van een halve centimeter weg.
In de vier jaren met 'oorkwalloze' zomers kwam de watertemperatuur in februari niet onder de 6 °C. Gevolg: geen strobulatie en dus geen nieuwe Oorkwallen. Even zag het ernaar uit dat ook deze winter het water te warm zou blijven maar op 30 januari daalde de oppervlaktetemperatuur van het zeewater tot 3 °C. Koud genoeg dus voor strobulatie. En meteen kunnen we ook zeker zijn van Oorkwallen op onze stranden deze zomer.
Piepjonge kwalletjes zijn heel binnenkort in het water aanwezig. De komende drie maanden zullen ze groeien van 0,5 tot 15 cm. De meeste zullen in de zomer op het strand aanspoelen doordat de watermassa waarin ze zich bevinden door de wind naar het strand zal worden geduwd. Oorkwallen die het geluk hebben om niet aan te spoelen worden tot 60 cm breed. Mannetjes laten hun sperma de vrije loop in het zeewater, vrouwtjes vangen het op en uit de bevruchte eicellen ontstaan larfjes die een geschikte groeiplaats zoeken en een nieuw poliepje vormen.
En hoe moet het nu verder met de Oorkwal, mocht het zeewater beetje bij beetje warmer worden door de klimaatverandering? Simpel: als de winters warmer worden, zal de poliep geen kwalletjes meer maken en uiteindelijk verdwijnen. Oorkwallen zullen dan nog enkel geproduceerd worden in meer noordelijk gelegen gebieden, waar het water wel nog koud genoeg wordt. En misschien wordt hun plaats in België dan ingenomen door zuidelijke soorten met een venijniger karakter.
Tekst: Hans De Blauwe, Strandwerkgroep België
Foto's: Jurgen Hermans, Hans De Blauwe