Definitie fenofasen
Voor het wetenschappelijk onderzoek, vergelijking in plaats en tijd en internationale uitwisseling is het belangrijk dat alle waarnemers dezelfde definities hanteren voor het bepalen wanneer een bepaalde fenofase plaats vindt zoals eerste bloei. Deze fenofasen worden per soortgroep beschreven.
Planten
Eerste bladontplooiing
Eerste bladoppervlak zichtbaar van tenminste drie bladeren. Het individuele blad heeft zijn uiteindelijke vorm aangenomen maar nog niet de uiteindelijke grootte.
Bij Europese lariks: start van naaldvorming, het pluimpje van naalden wordt losser, de naalden zitten aan de basis nog bij elkaar in de knopomhulsels, maar de naaldtoppen gaan zich spreiden. De naalden zijn nog klein, maar de uiteindelijke vorm is al helemaal ontwikkeld.
Eerste bloei
Voor kruidachtige planten: de eerste bloemen hebben zich geopend, de meeldraden zijn zichtbaar tussen de ontvouwen kroonbladeren.
Voor houtachtige planten: tenminste op drie plaatsen van de plant zijn de eerste bloemen geopend.
Bij vlier: 50% van de bloemen van een bloemscherm heeft zich geopend.
Bij de berk, hazelaar, els en grove den: de start van het stuiven van de mannelijke bloeiwijzen.
Eerste jonge loten
Fijnspar: het moment waarop de jonge loten openbarsten en de knopomhulsels aan de rand loslaten. De knopomhulsels zitten in dit stadium vaak nog als een hoedje over de jonge naalden.
Jeneverbes: de stengel van de zich ontwikkelende jonge loten zijn voor het eerst zichtbaar.
Eerste vruchten rijp
De eerste vruchten hebben hun uiteindelijke kleur gekregen.
Bij amandel, paardenkastanje, eik, hazelaar en beuk: de eerste rijpe vruchten vallen op een natuurlijke manier van de boom.
Blauwe bosbes: alle vruchten zijn rijp.
Herfsttint 50%
Ongeveer 50% van de bladeren of naalden van de plant heeft de herfstkleur.
Volledige herfsttint
95-100% van de bladeren of naalden van de plant heeft de herfstkleur.
Einde bladval
De datum waarop de boom praktisch kaal is (ongeveer 95%).
Gezien
Van alsemambrosia en zandambrosia kunt u het hele jaar doorgeven of u ze ergens gezien heeft. Het ontwikkelingsstadium van de plant maakt hierbij niet uit.
Van deze twee soorten kunt u ook doorgeven wanneer u ze voor het eerst bloeiend aantreft.
Dieren
Bij De Natuurkalender hebben we soorten van verschillende diergroepen opgenomen in het waarnemingsprogramma: vogels, vlinders, libellen, amfibieën, reptielen, zoogdieren, wespen en teken.
Eerste individu
Op welke dag wordt het eerste individu op een bepaalde plaats gezien.
Vogels: hier geldt dat u ze ook gehoord kunt hebben.
Amfibieën: we maken onderscheid tussen het eerste individu op het land en het eerste individu in het water.
Voor het eerst gehoord
Wanneer wordt de soort voor het eerst gehoord
Grote bonte specht: wanneer wordt de eerste roffel gehoord.
Vink: wanneer wordt de eerste vinkenslag gehoord.
Eerste op zoetigheid
Voor de wesp kunt u het eerste individu in het jaar doorgeven èn de eerste wesp op zoek naar zoetigheid.
Eerste eieren gezien
Wanneer worden de eerste eieren aangetroffen.
Eerste jongen gezien
Wanneer worden de eerste jongen gezien.
Grote bonte specht: het moment waarop de jongen hun kop buiten het nest steken.
Koolmees: wanneer vliegen de eerste jongen uit.
Eerste grote groep
Wanneer worden voor het eerst meer dan tweehonderd individuen bij elkaar gezien.
Voor het laatst gezien
Wanneer is de soort voor het laatst gezien.
Gezien
Waarnemingen van de eikenprocessierups kunt u het hele jaar doorgeven.
Tekenbeet
Van de teek kon u in de jaren 2006 tot en met 2011 doorgeven wanneer u of een naast familielid gebeten bent. Tekenbeten op (huis)dieren kunt u niet doorgeven (!) aangezien ons onderzoek zich richt op de gezondheidsrisico's voor mensen.
Moestuin en landbouw
Zaaien
De eerste dag waarop het veld ingezaaid wordt.
Poten / Planten
De eerste dag waarop de aardappels gepoot of de gewassen geplant worden.
Opkomst
Granen: de eerste dag waarop de eerste plantjes uit de grond komen en één centimeter groot zijn. De plantrijen moeten al herkenbaar zijn.
Aardappel: de eerste dag waarop ongeveer 50% van de planten in een aardappelveld opkomen.
In aar komen
De eerste dag waarop bij ongeveer 50% van de planten de top van de aren tevoorschijn komt.
Bloei
Granen: de eerste dag waarop bij ongeveer 5% van de aren de eerste bloemen in het midden van de aar zich dusdanig geopend hebben dat de meeldraden zichtbaar zijn.
Aardappel: de eerste dag waarop ongeveer 10% van de planten in een veld bloeien.
Eerste keer maaien voor kuilvoer
De dag waarop voor de eerste keer gemaaid wordt voor de productie van hooi.
Beweiding met koeien
De dag waarop koeien voor het eerst de wei in gaan of de dag waarop ze voor het eerst weer op stal gaan.
Fruit
Eerste bloei
De dag waarop de eerste bloemen zich volledig geopend hebben en de meeldraden zichtbaar zijn.
Volle bloei
De dag waarop ongeveer de helft van de bloemen in bloei staan.
Einde bloei
De dag waarop ongeveer 95% van de bloemen de bloemblaadjes verloren hebben.
Vruchten rijp
De dag waarop de eerste pluk plaats vindt. De vruchten hebben hun karakteristieke kleur aangenomen (appel en zoete kers) en laten zich na een lichte draaibeweging goed plukken (appel en peer).
50% herfsttint
Ongeveer 50% van de bladeren van de boom heeft de herfstkleur.
50% bladval
De dag waarop ongeveer de helft van de bladeren van de boom gevallen zijn.