Bruinrode heidelibel - primair

Heidelibellen gaan door tot in november

De Vlinderstichting
26-SEP-2024 - Totdat de eerste ‘echte’ nachtvorst is geweest kun je nog heidelibellen tegenkomen. Vooral de bruinrode en de steenrode heidelibel zijn nog weken te zien. Daarvoor hoef je niet naar de heide, want ze zitten verspreid door het hele land. En denk niet dat je die twee aan de kleur uit elkaar kan houden, want zo passend zijn de namen niet.

De jonge exemplaren van beide soorten zijn geelbruin met zwart. Als de mannetjes geslachtsrijp worden, verandert de kleur in rood. De vrouwtjes worden niet rood, maar hoe ouder ze worden, hoe donkerder hun kleur. Nu in de nazomer en herfst zijn ze allemaal dus redelijk donker gekleurd. De kleur rood zegt dus niet veel, maar je kunt letten op twee andere kenmerken. De eerste is de aan- of afwezigheid van een hangsnor. Als je de libel van voren bekijkt, zie je bij beide soorten een zwart snorretje boven de snuit. Bij de steenrode loopt dat zwart door naar beneden, als een hangsnor, bij de bruinrode niet.

Aan de aan- of afwezigheid van een hangsnor kun je de steenrode en bruinrode heidelibel uit elkaar houden

Bij de vrouwtjes is de vorm van de legschede duidelijk verschillend. Daarvoor moet je de vrouwtjes van de zijkant bekijken en in feite op ooghoogte. De legschede van de steenrode heidelibel is lang, dun en puntig en staat bijna haaks op het achterlijf. Die van de bruinrode is veel minder abrupt en maakt een hoek van zo’n 45 graden met het achterlijf. Het zijn ‘kleine’ kenmerken, maar als je weet dat je daarop moet letten, is er vaak wel uit te komen. Zeker met een verrekijkertje die dichtbij scherp kan stellen zoals de Pentax Papilio.

Bij de vrouwtjes kun je het verschil van de vorm van de legschede gebruiken voor de herkenning

Bruinrode heidelibelBeide heidelibellen komen verspreid door Nederland voor, maar hoewel de twee soorten bij elkaar gevonden kunnen worden, zijn er toch ook verschillen in het leefgebied waar hun voorkeur naar uitgaat. De steenrode heidelibel plant zich alleen voort op de zandgronden, in laagveengebieden en in de duinen. Hij zoekt daarvoor zonnige, stilstaande wateren op zoals vennen, duinplassen, vijvers en laagveenmoerassen. De imago’s kunnen echter door het hele land zwerven. Dat maakt het zo moeilijk om op basis van locatie in te schatten met welke soort je te maken hebt. Zie je echter parende heidelibellen of vers uitgeslopen exemplaren bij een poeltje in het zeekleigebied, dan weet je dat je waarschijnlijk met de bruinrode heidelibel te doen hebt en niet met de steenrode. De bruinrode heidelibel kiest bij voorkeur voedselrijke wateren met een moerassige oeverzone en een rijke vegetatie uit om zich voort te planten.

Steenrode heidelibelOnder invloed van de opwarming van het klimaat verovert de bruinrode heidelibel steeds meer terrein. De grootste opmars vond tot ongeveer vijftien jaar geleden plaats, daarna is de verspreiding van de soort redelijk stabiel gebleven omdat vrijwel geheel Nederland al veroverd was. De aantallen nemen echter nog steeds toe. De steenrode heidelibel laat een tegengesteld beeld zien. Hoewel de verspreiding nog redelijk stabiel blijft, nemen de aantallen al jaren af. Een afname in aantallen gaat vaak vooraf aan verlies van verspreidingsgebied. Het kan immers jaren duren voordat een populatie zo ver in aantal is gedaald dat er helemaal geen individuen meer gevonden worden in een kilometerhok. Het zou dus heel goed kunnen dat de steenrode heidelibel de komende tien jaar flink wat van zijn verspreidingsgebied zal moeten inleveren. Nu is hij in het zuidelijk deel van Nederland al weinig aanwezig, terwijl de bruinrode daar juist zeer algemeen is.

Tekst: Kars Veling en Gerdien Bos, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling; Christophe Brochard