Vliegende perentak
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op 15 februari 2010
Er zijn niet veel vlinders actief met dit koude weer, maar een enkele nachtvlinder wordt wel gemeld. De perentak is daar één van en in minder koude nachten kunnen er meerdere worden gezien.
Vanaf begin januari tot begin april is de perentak (Phigalia pilosaria) te vinden in de buurt van bomen en struiken, en ook in stadsparken en tuinen. Het is een forse vlinder van zo’n twee centimeter doorsnede. Het donkere tijger-patroon van het mannetje is variabel. De meeste exemplaren hebben een effen, vrijwel ongetekende groengrijze of lichtgrijze voorvleugel, maar er komen ook donkerder gekleurde varianten voor in diverse schakeringen. Verse vlinders hebben een rozeachtige tint op het achterlijf. Het vleugelloze vrouwtje heeft geen vleugels en is bruinachtig met een dubbele rij vlekjes over het achterlijf. Vrouwtjes zijn - doordat de vleugels ontbreken - zeer onopvallend en worden veel minder gezien dan de mannetjes.
De perentak is een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt, vooral in loofbossen en struwelen, maar ook in stadsparken en tuinen. De eerste waarneming dit jaar was op 19 januari in Ospel (L). Op 6 februari werden in het Vijlenerbos - ook in Limburg - 8 exemplaren geteld. De soort is in het hele land waar te nemen, hoewel de meeste meldingen van de zandgronden komen. De rups leeft op diverse loofbomen, maar heeft een voorkeur voor eik. De vlinders vliegen van begin januari tot eind april in één generatie. De vrouwtjes worden regelmatig vlak na zonsopkomst onder aan boomstammen gevonden, soms ook iets later. De mannetjes komen goed op licht af, vaak in grote aantallen. De komende weken - zeker als het wat zachter weer wordt - is de perentak verspreid door Nederland te vinden. Ziet u er één, geef het door via telmee.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting