Mezen vertraagden het broeden in 2023 met twee dagen
Sovon Vogelonderzoek NederlandWat in 2009 begon met een eenvoudige vraag aan Sovon Vogelonderzoek Nederland over eerste-eilegdata, is nu uitgegroeid tot een netwerk van honderden vrijwilligers en enkele professionele onderzoekers die gegevens verzamelen van vogels die in nestkasten broeden. “Het is een beetje uit de hand gelopen. We zijn nu vijftien jaar en meer dan een miljoen eieren verder”, zegt Leo Ballering, één van de oprichters van NESTKAST, het landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders.
Met het nieuwe jaarverslag over 2023 viert het netwerk haar 15-jarig bestaan.
NESTKAST verzamelt gegevens en analyseert en publiceert de resultaten. Op deze manier worden allerlei interessante veranderingen in de broedbiologie van 20 tot 25 vogelsoorten systematisch bijgehouden. “Ik denk dat we alle werkgroepen die nestkasten in Nederland controleren wel kennen”, geeft Leo aan. “De werkgroepen hebben meestal nestkasten in bossen hangen, maar er zijn nog een heleboel particulieren die bijvoorbeeld enkele nestkasten in hun tuin controleren. Het zou fantastisch zijn als we die gegevens ook zouden krijgen. Bijna iedere vogelliefhebber heeft immers wel één of meer nestkasten hangen.”
Meer dan 20.000 nestkasten
Het jaarverslag beschrijft de resultaten van controles van meer dan 20.000 nestkasten. Vogelaars noteerden het aantal eieren en uitgekomen jongen en bekeken of een broedsel succesvol was. Hoewel niet iedere nestkast bezet raakt, waren al die controles toch goed voor gegevens van 22 soorten en in totaal 13.702 legsels. Naast algemene soorten zoals koolmezen en spreeuwen, worden er ook nesten van zwarte roodstaarten en kuifmezen gevolgd. Van de schaarsere soorten zijn er echter niet zoveel gegevens. Daar zou het netwerk graag meer van willen krijgen.
Mezen laat en vertraagd
Eén van de opvallende uitkomsten van het jaarverslag is de broedvertraging bij mezen. Door het natte weer in april waren de gemiddelde eerste-eilegdata van de boomklever (13 april), pimpelmees (17 april) en koolmees (21 april) vier tot vijf dagen later dan in 2022 en daarmee ook laat in vergelijking met de laatste 25 jaar. Desondanks bleek dat kool- en pimpelmezen het moment van leggen van het eerste ei aanvankelijk toch te vroeg hadden ingeschat. De gemiddelde mees moest daarom het begin van het broeden 1,9 dagen uitstellen om de rupsenpiek optimaal te benutten.
Zangvogels die hun jongen rupsen voeren, moeten het leggen van hun eieren goed timen zodat de piek van de hoeveelheid rupsen overeenkomt met de periode dat de oudervogels hun jongen moeten voeren. Het moment van uitkomen van rupsen wordt beïnvloed door de temperatuur. Dat is ook wat mezen lijken te gebruiken. Als de temperatuur tijdens het leggen van de eieren opvallend verandert, komen de rupsen ineens eerder of later en moeten de vogels inspelen op deze verandering. Dat doen ze door al te gaan broeden voordat het laatste ei is gelegd (versnellen) of pas dagen nadat het legsel compleet is (vertragen). Daarmee hebben ze invloed op het moment dat hun eieren uitkomen. In 2023 vertraagden de mezen de uitkomst dus met twee dagen om zo te corrigeren voor de lage temperaturen (de rode stip in bovenstaande figuur).
Tweede keer leggen?
De effecten van de late eileg en de inschatting van de voedselpiek zien we ook terug in het nestsucces. Dat is het percentage van de nesten waarvan minimaal één jong uitvliegt. Dat was in 2023 alleen voor de bonte vliegenvanger (zeer) hoog. Voor de koolmees, de boomklever, de ringmus, de gekraagde roodstaart en de bosuil was het nestsucces gemiddeld. Bij de pimpelmees, de spreeuw en de holenduif waren er minder succesvolle nesten dan normaal. Veel vogelsoorten zijn in staat om na een mislukt broedsel nog een keer te gaan broeden. Dat wordt een vervolglegsel genoemd. Het was opvallend dat de mezen, die toch al niet zo succesvol waren, in 2023 ook minder vaak met een vervolglegsel begonnen. Nomaliter kan het broedseizoen nog gered worden met een goed vervolglegsel, maar vorig jaar begonnen er in vergelijking met het langjarig gemiddelde minder koolmezen (6,5% tegenover gemiddeld 13,9%) en pimpelmezen (2,5% tegenover gemiddeld 5,3%) met een vervolglegsel. Het hield dus niet over voor deze soorten.
Meedoen met nestonderzoek
Heb je een nestkastje en kun je erin kijken? Dan kun je met enkele controles in het voorjaar al bijdragen aan belangrijk vogelonderzoek. Veranderingen in de broedbiologie van vogels zijn bijvoorbeeld vaak te relateren aan klimaatverandering of wijzigingen in het voedselaanbod. De gegevens zijn belangrijke puzzelstukjes bij het antwoord op de vraag waarom een vogelsoort in aantal toe- of afneemt. Sovon Vogelonderzoek Nederland volgt deze veranderingen met het Meetnet Nestkaarten. De gegevens van dat project komen daarna automatisch bij NESTKAST terecht.
Meer informatie
- Wil je weten hoe je mee kunt doen met jouw nestgegevens? Kijk dan op de pagina van het Meetnet Nestkaarten.
Tekst: Leo Ballering, NESTKAST; Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Beeld: Harvey van Diek; Peter Eekelder; Jaarverslag 2023 NESTKAST